17.1/Keerpunt~

22 4 5
                                    

Hoofdstuk

17

Keerpunt

De vlammen grepen om zich heen, likten aan het hout en verteerden gretig alles wat op hun weg kwam en alles wat ook maar enigszins wilde branden.

Drie uren na het middernachtsuur was het perfecte tijdstip voor een misdaad, volgens sommige burgers in Erzanovi. In de duistere straten van de stad, die enkel af en toe verlicht werden door manestralen, werd momenteel een nieuw licht geschapen, een licht groter dan alles in een wijde straal eromheen. Iedereen die het moment van ontbranden had meegemaakt – iedereen die dit zag überhaupt – bleef staan om te kijken hoe het vuur steeds hoger oprees en zich voedde aan al het onschuldige in diens buurt.

Zeven mensen waren de stichters van deze brand. Zeven die hun trots voor hun land hoog hadden zitten en niet van plan waren te verliezen – íéts te verliezen. Zeven mensen stonden om het huis heen dat ze in de fik gezet hadden, maar meer en meer omstanders kwamen naar buiten om te kijken wat dat immens felle licht zo in het holst van de nacht moest voorstellen. De zon speelde die rol deze keer niet. Was dat maar wel het geval geweest...

Het grote huis van een van de Adviseurs van de Koning en Koningin zou dadelijk niet langer nog bestaan, vergaan zijn tot nutteloze asresten, waarop de mensen zouden dansen – want dit was slechts stap één van het plan. En niet alleen dít huis zou diens glorieloze lot tegemoet gaan; alle huizen die dit gebouw omringden, zouden eraan moeten geloven – alle voorwerpen die dit gebouw omringden, zouden spoedig eraan gaan, vernield of verbrand worden en hoe dan ook ten onder gaan.

Dat was immers het doel van de stichters. Vernietiging. En dan vooral vernietiging van datgene waarvoor zij zo veel haat hadden verzameld, gekoesterd, en telkens hadden gesust. Maar dat zou niet langer nog gebeuren. Haat zou niet langer gesust moeten worden – haat zou de voeding van de kracht in hun spieren worden, van de energie in hun zenuwen, van de passie in hun botten. Haat zou de leiding nemen en wie het daarmee niet eens was, zou genadeloos geweerd worden.

De vlammen bleven maar om zich heen grijpen, gooide zich uit over de planken, doeken, meubels, bezittingen, allemaal van het huis. De Adviseur was allang met haar gezin uit haar huis gevlucht, had allang de handhaving ingeschakeld en was allang ziedend geworden op de stichters, maar tegen de tijd dat er hulp zou arriveren, waren deze burgers allang in de duisternis verdwenen.

Het vuur nam onderhand andere huizen in, nam nog meer voeding tot diens bezit, en liet de gehele stad blaken van een plotselinge hitte in een jaargetij dat bekendstond om diens gure wind en bittere regen.

Het enige wat deze avond niet ingenomen zou worden door de vlammen maar nog steeds veel waarde had voor bijna alle burgers van het land, waren de aanplakbiljetten die op de muren en bomen waren gespijkerd. De zeven stichters hadden ernaar gestaard, deze bestudeerd en waren op die manier tot de conclusie gekomen om actie te ondernemen – hún soort actie. Op de bladen was de boodschap nog altijd luid en duidelijk te vinden; "Woede is in staat tot vele daden. Het volk is momenteel woedend." Daaronder stond in kleinere letters geschreven: "Prinses Isadora heeft gesproken. Deze verwaande Prinses weet nog eens een waar woordje uit te kramen, zo nu en dan." Enkele stichters van het vuur grijnsden nog een keer om de zinnen, en hun tanden schitterden van de vlammen voor hen.

Die aanplakbiljetten, die propaganda om zich aan te sluiten bij een groep tegen het regiem en tegen het andere land... die was binnen een mum van tijd overal over de Novische Wereld verspreid. Iedereen kende inmiddels de zinnen van Prins Lazlo en Prinses Isadora uit diens hoofd. En deze hadden nu grote gevolgen, véél te grote gevolgen. Gevolgen die Isadora en Lazlo nooit voor mogelijk hadden gehouden, hadden wíllen houden.

Red me van de plekken waar ik thuishoorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu