13.2/Op~

20 3 17
                                    

13

Op

Haar schouders zakten wat in toen ze zuchtte. 'Niet zo goed, als ik eerlijk mag zijn. We hebben na die ene keer niet meer écht met elkaar gesproken, omdat die ontvoering en Torbanovi ertussen kwamen en we het allebei behoorlijk druk hebben deze dagen. Al heb ik wel steeds behoefte aan andere mensen om me heen – ik... kan de stilte momenteel niet verdragen.'

'Vanwege... je gedachten?' vroeg Jirina. Haar verveelde bui was gezakt.

Isadora knikte weer. 'Dus het zou mooi uitkomen als ze tijd had – en als ik dat ook had – want jij kan nu niet elk moment van de dag bij me zijn. Maar het komt wel weer. En als het niet komt, heb ik daar ook vrede mee.'

'Ik niet,' zei Jirina. 'Ik zou graag willen dat jullie werkelijk vrienden zouden worden. Dat wil ik voor je. Zoals ik eerder al zei; met mij omgaan elk uur van iedere dag is immers ook niet goed voor je,' zei ze met een spottende lach. 'Maar je hebt vast gelijk; het komt wel weer. Geef het wat tijd.'

'Dat zal ik doen.'

Op dat moment kwam een horde verslaggevers de ziekenzaal binnen. Elk van hen had een notitieboekje en enkele papieren bij zich. Ze spraken met een paar verpleegkundigen, die zo te zien op de hoogte waren van hun komst en vervolgens liepen ze naar de persoonlijke wachters en verzorgers toe.

'Wat krijgen we nou weer?' gromde Jirina, de verslaggevers onophoudelijk volgend met haar hazelkleurige ogen.

'Je langverwachte afleiding, vermoed ik,' antwoordde Isadora zacht op de retorische vraag.

'Gaan ze ons ondervragen over de ontvoering?' Jirina ging iets beter overeind zitten in de kussens. Ze maakte oogcontact met een paar andere persoonlijke wachters en trok een vreemd, vragend gezicht naar hen, waarna ze Isadora met opgetrokken wenkbrauwen aankeek.

'Goedemorgen, Uwe Hoogheid, Jirina,' zei een verslaggever.

De opmerking "Dus mijn naam heeft hij voor het gemak al gekregen?" was voor Isadora gemakkelijk van Jirina's gezicht af te lezen.

'Goedemorgen,' zei de Prinses echter met een glimlach.

'Zijne en Hare Majesteit de Koning en Koningin hebben ons toestemming gegeven het paleis te mogen betreden om een paar vragen te stellen aan de persoonlijke wachters en verzorgers over de ontvoering – voor de kranten. Bent u het daarmee eens, Jirina?' zei de verslaggever.

'Over hoeveel vragen heeft u het dan? En... hoe diepgaand zijn die vragen?' vroeg Jirina met ietsjes samengeknepen ogen.

'Slechts een vraag of vijf. We willen het land inlichten over deze gebeurtenis, omdat dat van ons verwacht wordt, dus we zullen niet ingaan op persoonlijke zaken en dergelijke. Bent u het daarmee eens?'

Jirina knikte traag. 'Goed. Vraag maar raak.'

'Dat hopen we wel, ja.' De verslaggever lachte en brak met die opmerking gelukkig enigszins het ijs bij Jirina, wat lastig was bij haar als ze ergens niet veel animo voor koesterde.

Isadora nam plaats op een stoel, een paar meter bij de ziekenzaalbedden vandaan, en sloeg het tafereel gade. Hoewel ze moest glimlachen en grijnzen om Jirina die de ontvoerders er met haar woorden flink van langs gaf en in haar antwoorden af en toe per ongeluk een niet helemáál deugdelijke woordkeuze toepaste, trok haar borstkas zich ook samen. Ze zat hier in deze stoel, in een tamelijk donkere hoek, en niemand lette op haar. Iedereen was bezig met iemand anders. Deze keer was Isadora allesbehalve degene die ondervraagd werd – deze keer waren dat anderen, terwijl zij hier zat, als onbelangrijk persoon. Niemand lette op haar.

Red me van de plekken waar ik thuishoorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu