20.4/Rust~

17 3 6
                                    

20

Rust

'Ik dacht... ik dacht... dat we hier mensen zouden kunnen helpen...' fluisterde Isadora. Haar hand was naar haar lippen gevlogen en bleven daar verstard hangen, net zo verstard als de sfeer die hier hing. De sfeer die hier eeuwig zou blijven hangen, die eeuwig zou doen herinneren aan een van de vele overvallen van de Eerste Novische Oorlog en eeuwig zou weergeven hoe mensen hun leven uit hun handen hadden moeten laten vallen, hoe de angst hier nog sluimerde, de angst van de oorlog.

'Dit moet slechts een paar dagen geleden pas gebeurd zijn,' mompelde Jirina, en ze zette enkele stappen dichter in de buurt van een van de huizen, die er het ergst aan toe was. Nog precies was te zien waar mensen hadden gegeten, waar de trap ooit had gezeten, waar de meubelen hadden gestaan. 'Ieuw, zullen we verdergaan? Ik krijg nare gevoelens van deze plek. En misschien zijn er ergens anders nog gezinnen die we kunnen redden van zo'n overval, of wat dit ook mocht voorstellen.' Ze liep weer terug naar haar paard, maar ze kon haar blik steeds maar niet losmaken van de huizen toen ze opsteeg.

'Ja... dat is een goed idee,' knikte Isadora, die haar ogen ook niet kon afhouden van het vele puin. Ze stapte op in het zadel van Valo en leidde die gauw een andere kant op.

Dit was niet wat ze had verwacht toen ze dit plan ontwikkeld had in haar hoofd. Ze had verwacht dat ze mensen zou kunnen helpen en iets goeds zou kunnen doen, iets nuttigs, maar niet... dit verderf. Ze kreeg de rillingen van die sfeer.

De meiden reden een ander deel van het bos in, maar bogen na een tijdje terug af naar de oorspronkelijke richting, zodat ze naar de andere woongemeenschappen konden gaan, die ook op deze route lagen – of ooit hoorden te liggen. Hopelijk waren die er beter aan toe en konden ze nog enige voldoening uit dit stomme plan halen.

Maar dat was niet zo. Iedere keer dat ze zo'n veld bereikte, troffen ze ongeveer hetzelfde aan. Sommige huizen stonden nog overeind en ze keken binnen om te kijken of daar nog iemand was, maar iedereen was verdwenen. Van andere huizen was zelfs niets meer over en hing alleen nog de geur van hun asresten in de lucht. De sfeer werd grimmiger, duisterder en akeliger met elk veld dat ze betraden. Wat had mensen bezield dat ze tot dergelijke daden in staat waren geweest? Hoe uitzichtloos was hun huidige situatie dat ze tot zulke beslissingen in staat waren geweest?

Ze reden op een gegeven moment zo ver door, dat ze in de verte een geluid oppikten, anders dan de vogels die, ongestoord door de kou en oorlog, de mooiste en lelijkste liederen zongen en de weinige, verkleurde blaadjes die ruisten in de wind.

'Wacht... wat is dat?' Jirina keek naar de bodem van het bos waar ze op dit moment opnieuw doorheen reden, maar aan de afwezige blik in haar ogen was te zien dat ze lette op het geluid, dat Isadora ook niet ontgaan was.

'Dat is toch niet...?' fluisterde zij, en ze ving Jirina's blik op. Met grote ogen en opengevallen mond keken ze elkaar aan.

Kreten klonken, gestommel dreef naar hen toe, bevelen van wachters was boven al het andere uit te horen. De kleine haren in de nek van de meiden gingen overeind staan en wilden ook niet meer gaan liggen. Dit geluid was geen alledaags geluid, als dat van een bruisende stad... dit geluid was pijnlijk, kwaad maar ook angstig, vol lijden en pijn... dit was het vreselijke geluid van een slagveld.

'Nee... maar we zijn toch niet zó ver doorgereden?' stamelde Isadora, en opnieuw keek ze op naar Jirina.

'Ik weet niet hoelang we al onderweg zijn. Lang, volgens mij. Het zou best kunnen dat we een slagveld hebben bereikt. Maar dit is toch niet... dát slagveld?'

'Je bedoelt het slagveld bij de Brug?'

'Ja. Waar de Koning en Koningin momenteel ook zouden zijn, hoorde ik. En de Koning en Koningin van Torbanovi trouwens ook, als ik het me goed herinner.'

'Nee...' fluisterde de Prinses weer. Haar ouders konden hier toch niet heus zijn? Dit kon toch niet werkelijk het allergrootste slagveld tot nu toe zijn, dat ze hadden bereikt? Maar ze hadden inderdaad al die tijd naar het zuidoosten gereden... en daar, in de verte, zag ze een streep van de Sipcerze Zee die de landen van elkaar scheidde. Verdomme, ze waren werkelijk bij dit slagveld aangekomen.

Jirina reed al verder, naar het gigantische open veld toe. Ze móést het weten. Ze móést weten of dit werkelijk zo was. Ze reed verder met haar merrie het laatste stukje van het bos door, net zolang totdat het geluid haar naderde. En ja, tussen de bomen door was te zien hoe mensen – van alle rangen, soorten en maten – met elkaar in gevecht waren. Een slagveld zoals uit een boek waarover Isadora ooit had verteld – met heuse kampen, soldaten en verpleegkundigen erbij.

Die kwam intussen naast haar staan. 'Het is dus echt zo...' fluisterde ze. 'Dit is dus echt dat slagveld...'

'Goden en Godinnen, mogen we hier alsjeblieft weggaan?'

De meiden keken uit over het tientallen meters lange veld dat zich voor hen uitstrekte en dat doorliep tot aan de kust van de Sipcerze Zee. Niets anders dan vreselijkheid speelde zich hier af. In de verte was de eeuwig overeind staande Brug te zien, die nog altijd voornamelijk intact was en waarbij een klein dorp te vinden was. De meiden konden niet zien wat in de straten daar aan de hand was, maar de woorden "onrust" en "vluchten" dekten de lading wel zo ongeveer.

'Ja, we –' Isadora snakte naar adem. 'Vader, moeder! Ze zijn daar! Goden en Godinnen Daarboven, mijn ouders zijn hier...!'

'Nee, Isa, nee, niet nu –' Jirina stopte haar zin abrupt omdat Isadora met Valo al naar het slagveld toe reed en probeerde via de bomen zo dichtbij mogelijk te kunnen komen zónder gezien te worden. Een poging gedoemd te mislukken, want de Koning en Koningin bevonden zich aan de andere kant, in de buurt van de kust.

Ook al mocht Isadora haar ouders op dit moment niet en hadden ze een aantal onvergeeflijke dingen gedaan, toch waren zij wel haar ouders, en Goden en Godinnen, hen zou ze nooit zomaar achterlaten, zomaar negeren – zeker niet nu ze hen had gezien. Ze waren hier! Ze waren hier en ze leefden nog!

Valo Déseres wilde niet verder lopen toen ze daadwerkelijk het slagveld bereikte en Isadora zelf eigenlijk liever ook niet, dus probeerde ze via de laatste beschutting van de bomen die nog het slagveld stonden zo dicht bij haar ouders te komen als mogelijk was, maar meters en meters vol gevaar hielden hen uit elkaar. Nu werd voor Isadora duidelijk dat er ooit twee groepen hadden aangevallen – een van Erzanovi en een van Torbanovi. Maar nu de wereldleiders hiernaartoe gekomen waren, was de dynamiek van het slagveld veranderd en kon Isadora niet goed meer begrijpen hoe dit in elkaar zat.

Maar daar, achteraan, waren haar ouders te vinden. Ze had nooit geweten dat zij zo goed konden vechten, maar ze was sterk van mening dat er nog wel meer dingen waren die ze nooit van hen had geweten en die ze ook nooit te weten zou komen.

Op het moment dat Jirina haar aan het inhalen was, werd zij juist ingehaald door enkele andere mensen, die door de bossen galoppeerden. Ze verplaatste haar blik en zag tot haar verbazing dat haar medewerkers, de persoonlijke wachters van enkele Prinsen en Prinsessen, naast haar kwamen rijden. Omdat ze nu een sterk vermoeden kreeg, wierp ze een blik achter zich en zag ze daar inderdaad een paar van de Prinsen en Prinsessen rijden, en waaronder ook Nandor en Marlowe.

'Wat doen jullie in de Heilige naam van de Goden en Godinnen hier?' siste ze tegen de persoonlijke wachters en verzorgers. 'En hoe zijn jullie hier gekomen?'

'We zijn zuidoost gereden omdat we jullie in die richting zagen vertrekken en wisten dat er woongemeenschappen op die velden stonden,' legde Phine galopperend uit; de persoonlijke wachter en verzorger van Frederika. 'Toen kwamen we hier uit en zagen we jullie rennen.'

'Dus jullie achtervolgden ons?'

'Nee, we zagen jullie eerst een lange tijd niet – jullie hadden waarschijnlijk net een andere route genomen dan wij. Maar nu zijn we hier en zullen we Isadora onmiddellijk tegen moeten houden, nietwaar?'

'Die meid wordt steeds ambitieuzer.'

'Haar ouders zijn daar – wat zou jij doen?' kaatste Phine terug, en ze trok, niet onvriendelijk, één wenkbrauw op.

Jirina knikte en slaakte een diepe zucht.

Deel vier - hoofdstuk 20

Red me van de plekken waar ik thuishoorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu