15.4/Opbouw~

19 3 6
                                    

15

Opbouw

'Je weet dat je dat niet moet doen,' zei Isadora om die reden. 'Vroeger konden er nog wel positieve of nuttige onderwerpen behandeld worden, maar dat staat er nu niet meer in...'

'Weet ik, weet ik...' mompelde Valerian met een afwezige toon in zijn stem, terwijl hij doorbladerde. Hij kon zichzelf er niet van weerhouden – hij wilde weten of hij ergens deze dagen iets gedaan had wat in de ogen van het volk bestempeld werd als "fout", "laag" of nog meer woorden die Valerian de rillingen gaven.

'Je wéét toch dat jij de lieveling van het volk bent? Als er nog iemand van het volk vertrouwen heeft in iemand van ons, dan ben jij degene in wie ze hoop durven te vestigen. Jij bent altijd al de perfecte Prins geweest, Valeer.' Isadora deed een greep naar de krant die haar broer in zijn handen had, maar hij hield die direct buiten haar afstand. Ze slaakte een zucht.

'Wacht nog even – ik wil nog even de kleine nieuwskoppen lezen. Dan ben ik klaar en mag jij.'

'Ik wil niet meer,' zei ze meteen. 'Ellenora heeft het me sterk afgeraden en sindsdien wil ik niet meer weten wat het volk te zeggen heeft over ons. Ik word er behoorlijk naar van.' Heel erg naar, als ze eerlijk mocht zijn. Zíj was immers níét de lieveling.

Valerian knikte instemmend, maar hield zijn ogen steeds op de bladzijden gericht. 'Dat kan ik me goed voorstellen, ja.'

'Waarom gedraag jij je deze ochtend zo raar?' Ze verlaagde haar stem in volume. 'Is het vanwege je... faalangst? Wil je de goedkeuring van het volk?'

Nu legde hij eindelijk de krant op het tafelblad en hij slaakte een diepe zucht. 'Willen we dat niet inmiddels allemaal?'

Isadora zweeg even. 'Ja, ik denk het wel. Maar dat is geen reden om de kranten te blijven bekijken, dat weet je. Het is niet goed voor je, Valerian, stop ermee.' Ze slaagde er deze keer wel in om de krant van hem weg te pakken en direct viel haar oog op een paar koppen op de voorpagina – een paar spreuken, om precies te zijn.

'Isa...' Valerian probeerde nu zelf de krant uit háár handen te pakken. 'Je moet dan niet zelf gaan kijken, suffie.'

'Nee, nee, wacht...' fluisterde zijn zus, en ze hield haar hand op ten teken dat hij even moest wachten. Ze moest dit eerst drie keer gelezen hebben, want ze wilde haar ogen niet geloven.

'Wat staat er?' Hij keek met haar mee over haar schouder. 'Doel je op de uitspraken die daar staan?'

'Ja...' prevelde ze. 'Die... die ken ik. Die hebben... Nee, dat kan helemaal niet. Hoe zou dat überhaupt ook maar mogelijk moeten zijn? Waarom zou ik zoiets denken?'

'Waar denk je aan?'

'Die uitspraken hebben... hebben Lazlo en ik tegen elkaar geroepen toen hij... toen hij in de binnenkomsthal stond en de groep dreigde aan te vallen. Niemand kon ons horen. Dat dacht ik tenminste. Waarom...' – ze slaakte een zucht en ze had een diepe frons in haar wenkbrauwen – 'waarom staat dit hier? Hoe komt dit hier?'

'Hebben jullie deze uitspraken tegen elkaar gezegd?' Valerian wees met zijn wijsvinger de grote koppen die in het midden van het papier stonden.

'Ja... zo ongeveer die woorden. Ik weet het haast zeker, want ik kan me die vlugge conversatie nog goed herinneren. Dat was pas vier dagen geleden. Hoe kómt dit hier?'

"Het is niet veilig."

"U weet dat het volk niet zal ophouden totdat zij hun doel hebben bereikt."

"Woede is in staat tot vele daden. Het volk is momenteel woedend."

De koppen verbaasden Isadora, op een nare manier, maar de bladzijde waarnaar werd verwezen en waar ze vlug naartoe bladerde, verbaasde haar alleen maar meer. Er werd geschreven hoezeer het volk momenteel uit was op oorlog, op verandering, op strijd en tegelijkertijd op gerechtigheid. Hoe onderzoekers deze situatie nauwelijks konden verklaren en hoe vernietigend woede kon zijn, hoe blind dat kon maken. Meerdere keren zei de tekst dat het volk een oorlog zou starten en dat deze met geen mogelijkheid tegen te houden zou zijn als het gevecht eenmaal was doorgebroken, en dat de Novische Wereld hierna nooit meer hetzelfde zou worden. De schrijver was werkelijk vastberaden van een opkomende oorlog en dat beangstigde Isadora dusdanig, dat haar keel helemaal werd dichtgeknepen en razende paniek naar haar hoofd steeg.

'Heb je dit artikel gelezen?' fluisterde Isadora, en haar hand was naar haar mond gevlogen. Ze gaf de krant terug aan haar broer.

Die schudde zijn hoofd, pakte de krant aan en las razendsnel de tekst door. 'Het volk – béíde volkeren willen dus werkelijk een oorlog starten... Zouden ze wel in de gaten hebben wat dat allemaal inhoudt? Hoeveel leed en dood daarbij komt kijken?' Hij gaf de krant terug aan zijn zus en keek haar aan.

'Waarschijnlijk niet – anders zouden ze niet zo stom zijn om ook maar zoiets te dénken... Een oorlog?' gromde Isadora. 'Wat denken zij dat het nut is van oorlog? Hun woede stillen?'

'Je weet dat onwetendheid en machteloosheid rare dingen kan uithalen met het rationele brein van de mens. Dat is al veel vaker voorgekomen in onze geschiedenis. Paniek kan op zulke momenten ineens de leidraad worden en rust is dan nergens nog te vinden. En momenteel heerst er veel van die paniek en te weinig van die rust. Dat is het probleem, denk ik.'

Isadora knikte langzaam en liet die informatie tot zich nemen. 'En ze steken elkaar aan, waarschijnlijk.'

'Precies. Dat veroorzaakt deze grote menigte waarover ze steeds schrijven. Als sommigen iets zeggen wat op een bepaalde goede manier inspeelt op de gedachtegang van anderen, dan bestaat er een grote kans dat diegenen over die woorden zullen nadenken en vervolgens zich bij die praters zullen aansluiten.'

Isadora dacht na over de woorden van haar broer. 'Heb je dit allemaal geleerd uit boeken?' vroeg ze na een tijdje. 'Je lijkt alles zo goed te weten telkens...'

'Ja, maar ik gebruik ook een stukje logische gedachtegang van me. Je bent het met me eens, toch?'

Weer knikte ze. 'Jammer genoeg wel... Ik zou willen dat het anders zat, dat er een andere manier zou zijn. Ik hoop dat men erachter komt dat vechten niet de oplossing is en de oorlog – of wat die ook mag gaan inhouden – even vlug weer zal ophouden als dat die geduurd heeft.'

'Vechten is wellicht niet de oplossing, maar rationeel praten ook niet. Ten eerste lukt hen dat niet meer – daar zijn ze echt te kwaad voor – en ten tweede zijn ze van mening dat er niet met vader en moeder te praten valt.'

Een schampere lach verliet Isadora's mond voordat ze goed en wel over dat gebaar nagedacht had. 'Ik moet toegeven dat ik het volk op sommige punten wel kan begrijpen. Is dat erg?'

'Nee,' zei Valerian met een trieste glimlach, want hij had wel in de gaten waar zijn zusje aan dacht, 'hun standpunten komen immers niet uit de lucht vallen, wel?'

'Wat ben jij intelligent, deze ochtend. Ik dacht eigenlijk dat je, doordat je zo door die krant bladerde, alleen maar in de weer was met je... met je angst.'

'Gelukkig niet. Ik heb die de laatste tijd gelukkig wat beter onder controle dan eerst. Maar dat lezen in de kranten kwam inderdaad ook voort uit... angst. En deels uit een behoefte om te weten hoe het volk er vandaag voor zou staan. Blijkbaar niet zo goed,' verzuchtte hij.

'Ik hoop...' Isadora slaakte een zucht die zo triest was, waarbij zo'n triest gevoel kwam opzetten, dat ze er bijna tranen van in haar ogen kreeg. 'Ik hoop dat er geen vreselijke dingen zullen gebeuren... ik zou gewoon willen zien dat ons volk goed met elkaar om kan gaan – het liefst ook met ons, met vader en moeder, en het liefst óók met Torbanovi. Ik haat die Novische Pijn en al die vage aanvallen – onder andere díé moeten alles verpesten.'

Valerian klopte zachtjes op Isadora's rug. 'We kunnen de toekomst niet voorspellen – zelfs ik niet met die o zo geweldige intelligentie van deze ochtend. We kunnen alleen in het heden leven. Laten we er maar voor zorgen dat die zo min mogelijk verschrikkelijk is.'

Deel vier - hoofdstuk 15

Red me van de plekken waar ik thuishoorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu