Hoofdstuk 45

1K 47 6
                                    

De slaap kon ze niet vatten. Linkerzij, rechterzij, toch weer draaien op haar rug, op haar buik. De onwetendheid over waar haar partner was gebleven knaagde aan haar. Hij had op zijn minst toch een berichtje kunnen sturen dat hij alleen wilde zijn. Dat hij moest nadenken of zo. Maar in ieder geval dat ze wist dat het verder oké met hem was. Nu wist ze helemaal niks. Voor hetzelfde geldt stonden haar collega's straks aan de deur omdat hem iets gebeurd was. En dat was dan haar schuld, zij had hem weggejaagd. Die onwetenheid maakte haar echt helemaal gek. Plus het feit dat ze hem ook gewoon enorm miste. Zijn grapjes, zijn warmte, zijn aanwezigheid alleen al.

Als ze voor de zoveelste keer naar het toilet is geweest en wederom een slokje water heeft gedronken blijft ze twijfelend voor zijn kamer zijn. Als ze nou gewoon even naar binnen gaat. Misschien voelt ze zich dan dichterbij hem, kan ze enigszins wat rust vinden misschien. Dit was tenslotte jaren lang zijn kamer geweest. Voorzichtig stapte ze de ruimte in, alsof ze bang was dat hij er ineens weer zou zijn. En dat terwijl ze wel beter wist. Ze had hem dan moeten horen, en dat was niet het geval geweest.
Meteen voelde ze weer die kilte, die leegte. Het was zijn kamer niet meer. Niks herinnerde hier nog aan hem, alsof hij hier niet jaren gewoond had.
'Wolfs' begon ze dan ook meteen weer te snikken. Het was niet eerlijk. Ja ze was onredelijk tegen hem geweest, maar dat hij haar nu zoveel pijn moest doen.
Wanhopig sloeg ze het dekbed opzij, misschien dat ze zich zo nog wat dichterbij hem voelde. Ze rolde zich helemaal in het dekbed waarna ze haar neus erin drukte. Als ze zijn geur rook, dan was hij tenminste nog een beetje bij haar.
Maar het dekbed rook helemaal niet naar hem, het enige dat ze rook was wasmiddel. Ze vloog dan ook het bed weer uit op weg naar de wasmachine. Inderdaad, daar achter het deurtje zat zijn beddengoed. Hij had zelfs zijn bed verschoond voordat hij was vertrokken. Hij had werkelijk alles van zichzelf in dit huis gewist. Alsof hij hier nooit geweest was. Helemaal weg.
'Je bent een lul Wolfs' riep ze terwijl ze terug sjokte naar zijn kamer. Of in elk geval de kamer die ooit van hem was geweest.
Ze kroop opnieuw onder het dekbed, ook al was het schoon, het was de enige plek waar ze zich dichtbij hem voelde. Dichterbij dan dit kon ze niet bij hem komen.
'Ik mis je zo Wolfs. Je moet echt weer thuis komen' sprak ze tegen eigenlijk niemand. Niemand die haar hier hoorde, en hij al helemaal niet. Ze miste hem zo verschrikkelijk, dat haar hart echt verscheurd was. Ze was er echt kapot van. Ze kon helemaal niet zonder hem, dat wist hij toch ook wel? Uiteindelijk is ze een uur voordat de wekker af zou gaan in slaap gevallen. Al was het eerder dat ze zich in slaap gehuild had. Het was alsof haar tranen nooit op zouden zijn. Ze bleven maar komen. Hele stortvloeden tegelijk. Hoe moest ze nou verder zonder hem? Er was voor haar nooit geen leven geweest zonder hem, ze had zich dat niet kunnen voorstellen, maar het was nu toch echt de realiteit. Hij was weg, en zij moest door. Al wist ze alleen nog niet hoe.

Zover weg en zo dichtbij (flikken maastricht story)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu