HOOFDSTUK 11

4.8K 81 5
                                    

'Pap?' Ik knijp mijn ogen tot spleetjes als ik mijn vader naast de limousine een sigaret zie opsteken. 'Prinses', zegt hij duidelijk uit zijn rustmoment getrokken, terwijl hij zijn sigaret op de grond gooit. Hij heeft volgens mij nog steeds het idee dat het een slechte invloed op mij zal hebben om hem te zien roken.

'Prinses?', fluistert Taco grappend wat hem een stomp van Stanley oplevert. Ik reageer er echter niet op, en loop naar mijn vader. 'Wat doe je hier pap?', vraag ik verbaasd. Hij komt op me af, en geeft een kus op mijn wang. 'Ik wilde je persoonlijk gedag zeggen, prinses. Ik moet voor een week naar de andere kant van het land. Het is onverwachts gekomen.' Ik blijf voor een moment stil en trek mijn vader aan zijn mouw mee van mijn vrienden vandaan. 'Een hele week?' Hij knikt. 'Sorry prinses. Martha zal voor je koken, en alle overige huishoudelijke taken regelen.' Een steek van teleurstelling schiet door me heen. Wat had ik ook gedacht? Het gaat hier echt niet anders zijn dan op de vorige plekken waar we hebben gewoond.

Ik knik semi-begrijpend en schenk hem een half gemeende lach. 'Fijne reis, pap.' Zijn mondhoeken krullen een klein beetje omhoog. 'Ik zie je over een week lieverd.' Ik voel een kus op mijn voorhoofd, en zie de zwarte limousinedeur alweer opengaan voordat ik het doorheb. 'Tot volgende week', fluister ik zachtjes. Niet veel later rijdt hij weg en komt de rest weer rustig naast me staan.

'Sick! Je bent gewoon een hele week alleen thuis!', zegt Taco enthousiast. Ik knik, enigszins verbaasd dat ze alsnog alles hebben gehoord. 'Yup...sick...', breng ik minder enthousiast uit. 'Gaat het Bel?', fluistert Victoria. Ik kijk haar dankbaar aan voor haar bezorgdheid, maar ben niet van plan mezelf hier kwetsbaar op te stellen. 'Ja, het is oké', antwoord ik snel. 'Je mag ook bij mij blijven slapen', stelt ze voor. Om eerlijk te zijn klinkt dat aanbod erg aantrekkelijk, maar Martha alleen laten wil ik ook niet, dus schud ik mijn hoofd. 'Dat hoeft niet Vic, lief dat je het aanbiedt.' Haar blik blijft ongerust, maar gelukkig laat ze het voor wat het is. Ik heb geen zin in medelijden, en helemaal niet in het middelpunt van de avond worden.

'Zullen we dan maar gaan?', stelt Stanley voor. Ik kijk de groep aan en zet een stapje achteruit. 'Ik sla deze keer over. Gaan jullie maar.' Ik probeer een zo gemeend mogelijke lach op mijn gezicht te tekenen, maar dat gaat lastiger dan ik had verwacht. 'Moeten we je thuis afzetten?', vraagt hij met duidelijke teleurstelling in zijn stem. Ik voel me schuldig, maar weet diep van binnen dat ik nu niet de gezelligste kan zijn. 'Nee, dankjewel. Ik ga lopend'

'Maar...je weet dat het echt vijf kilometer lopen is vanaf hier?' brengt hij me in herinnering. 'Weet ik', zeg ik snel. Stiekem krijg ik al pijn aan mijn voeten van het idee, maar alles beter dan in deze staat meegaan. 'Ik zal een berichtje sturen als ik thuis ben aangekomen.' Na een tijdje te hebben gezegd dat het écht wel goedkomt met me, stappen de andere drie met tegenzin in de zwarte jeep. 'Tot morgen Bel', roept Victoria nog snel vanuit het raampje. 'Tot morgen, jongens', roep ik, terwijl ik ze uitzwaai en ze langzaam van de parkeerplaats verdwijnen.

Ik pak mijn telefoon uit mijn zak om Martha een berichtje te sturen dat ik wat later kom dan verwacht. Martha kennende zal ze zich anders weer veel te veel zorgen gaan maken.

*Ik: Ik ben iets later dan verwacht Martha, is iets tussengekomen.

Voordat ik mijn telefoon weg kan leggen, krijg ik alweer een berichtje terug.

*Martha: Is goed meis, vanavond een filmpje kijken met veel ijs?

Er ontstaat een glimlach op mijn gezicht waarvan ik had verwacht het niet meer te voelen vanavond. Martha heeft allang door dat ik verdrietig ben om de situatie met mijn vader. Altijd als ik vroeger verdrietig was, stelde ze namelijk voor om een film te kijken en ijs te eten. Net zoals nu. Dat was ons dingetje waar mijn vader niks vanaf wist. En nog steeds niks vanaf weet...

*Ik: Klinkt goed...dankjewel...

*Martha: Ik weet het meis. Het komt goed...neem je tijd.

Ik stop mijn mobiel terug in mijn zak en slaak een diepe vermoeide zucht.

'Wat doe jij hier nog?' Ik draai me om en zie Hunter met een sporttas in zijn hand op me aflopen. Mijn hartslag versnelt bij het zien van zijn bruine golvende haar, waardoor ik even moet nadenken voordat ik terug antwoord. 'Lang verhaal', zeg ik snel als hij steeds dichterbij komt. 'Ik heb de tijd.' Zijn sporttas komt op de grond voor mijn voeten terecht, en zijn armen slaan over elkaar. Ik kijk hem verbaasd aan. Niet dat dat een gekke reactie is. Deze jongen blijft niet te peilen. Hij reageert altijd anders dan ik denk dat hij zal doen. Daarbij weet ik nooit of hij serieus is of niet. In dit geval al helemaal niet, omdat hij zogenaamd geïnteresseerd is in mijn leven? Dat is hij nog nooit eerder geweest. 'Ik niet', laat ik hem weten, en ik draai me weer om naar de steeds leger wordende parkeerplaats. Echter voel ik een bepaalde neiging in mij naar boven komen die hem het liefst alles wil vertellen. Ik wil mijn hart bij hem luchten, en ik begrijp niet waarom. Ik houd me stil en probeer tegen het gevoel te vechten die gemixt wordt door het verlangen van praten en het voelen branden van zijn ogen in mijn rug. Ik bijt op mijn lippen en knijp mijn ogen dicht als ik merk dat hij niet weg zal gaan. Zijn tas blijft op de plek waar hij voor het eerst neerkwam, en er is geen geluid die aantoont dat hij zijn lichaam heeft verplaatst. 'Het is mijn vader', geef ik uiteindelijk toe zonder me naar hem om te draaien. 'Vaders kunnen soms vervelend zijn', biecht hij sneller op dan ik kon denken over mijn eerlijkheid. Ik schud mijn hoofd, en weet niet of ik dat voor hem doe of voor mijzelf. 'Ik wou dat mijn vader vervelend was', fluister ik. Even blijft het stil. De parkeerplaats is nu, op een auto na, volledig leeg, en alleen het geluid van onze onregelmatige ademhaling klinkt over de verlaten plaats. 'Wil je erover praten?', verbreekt hij de stilte. Uit verbazing draai ik me naar hem om, en schrik ik van de oprechte blik die hij toont. Waarom nu opeens? Waarom doet hij opeens zo betrokken? Ik schud mijn hoofd. 'Ik moet naar huis.' Hunter reageert verbaast, en scant met zijn ogen de lege parkeerplekken. 'Dat wordt lastig als je vrienden er nog niet zijn.'

'Ik ben lopend', zeg ik vrijwel meteen. Zijn wenkbrauwen schieten omhoog. 'Ik weet niet of je het hebt gemerkt...', begint hij lachend. '...maar het is ijskoud buiten, Smith.' Hij wijst naar het kippenvel dat zich op mijn armen heeft gevormd. 'En in je eentje over straat lopen in de avond? Lijkt me niet een heel doordacht plan.' Ik kijk hem aan, en weet diep van binnen dat hij gelijk heeft. Echter wil ik hem niet zijn gelijk geven, en zo gevaarlijk kan het nou ook weer niet zijn, toch? 'Komt goed.' Ik pak mijn telefoon uit mijn zak en houd hem voor zijn neus. 'Van lopen word ik vanzelf warm. En als er iets is kan ik altijd iemand bellen.' Hij pakt met een snelle beweging de telefoon uit mijn hand, en kijkt me strak aan. Zijn kaken spannen zich voor een milliseconden aan, waarna duidelijk te zien is dat hij zich probeert in te houden. Zijn blik is een mix van woede en oprechte ongerustheid. Een blik die ik vaker heb gezien bij mijn eigen vader. 'Hunter ik...', begin ik op een stem waarmee ook hij begrijpt dat ik geen zin heb in ruzie. 'Je moet dat soort dingen niet doen Smith', onderbreekt hij mijn zin. Ik kijk hem vragend aan. 'Ik kijk dwars door die stoere praat van je heen', legt hij uit. 'Ik breng je thuis.'

Uit directe reactie schud ik mijn hoofd, en pak ik mijn telefoon weer uit zijn hand. 'Jij bepaalt dat niet Hunter. Houd daarmee op!' Met een snelle pas begin ik in de richting van mijn huis te lopen. Geïrriteerd als ik ben, slaak ik een zachte kreun.

'Bella stop met lopen!'

Ik negeer zijn bevel, en versnel mijn pas. Oké het is inderdaad geen doordacht plan, maar hij heeft niks met mij te maken. Laat staan dat hij bepaalt wat ik doe.

'Alsjeblieft!'

Ik stop en draai me, wederom, verbaasd om. Zei Hunter Evans nou "alsjeblieft"? Met grote stappen komt hij op mij afgelopen als hij ziet dat hij mijn aandacht weer heeft. Zijn tas blijft alleen achter, en als hij eindelijk bij mij aankomt slaakt hij een zucht. Ik merk dat hij zelf ook is geschrokken van zijn woordkeuze aan de manier waarop zijn spieren aanspannen. 'Het heeft niks met mij te maken oké?', begint hij. 'Mijn moeder zou me vermoorden als ze hoort dat ik een meisje alleen in het donker naar huis heb laten lopen.' Bij zijn woorden krimp ik in elkaar, en denk ik terug aan mijn eigen moeder. Haar zorgzame karakter, haar lieve woorden, en het altijd het beste met mensen voor willen hebben. Bij haar was het van haar ogen af te lezen. Ze spuwde vlammen, maar zorgde tegelijk voor een serene rust die over je heen zou vallen als je erin keek. Hetzelfde als wat ik nu zie in zijn ogen.

'Is dat een ja op mijn vraag?' Zonder een woord te zeggen knik ik, en loop ik richting de enige auto die er nog staat.   

GAME CHANGERWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu