II

1K 81 3
                                    

De vlammen in de oude ijzeren vuurkorf reflecteren in mijn ogen. Ik zit met mijn knieën hoog opgetrokken in de tuinstoel. De wijzers van de oude wandklok smelten in het vuur. Josef legt zijn hand op mijn arm. Ik lach naar hem. Een schamper, veel betekenend lachje. Josef lacht terug. Een klein lachje. Net zo'n lachje als dat van mij. Alsof we ons verleden vermoorden kijken we naar de brandende klok. Al weten we beiden dat we morgen gewoon weer naar school en naar werk moeten, vanavond zijn we voor heel even verlost van ons gezamenlijk trauma.
"Heb jij het niet koud in dat topje?" Vraagt Josef. Ik haal mijn schouders op.
"Jawel, maar ik heb een hekel aan de winter." Een harde bries waait de blaadjes van de bomen. Josef werpt een blik op het kippenvel op mijn armen en schudt zuchtend zijn hoofd. Ik zet mijn voeten terug op de grond en buig voorover om mijn handen te warmen aan het vuur. Josef staat op en legt zijn jas over mijn schouders.
"Dat is nergens voor nodig hoor..." Mompel ik nog, maar Josef sist tussen z'n tanden, voor mij het teken dat het niet uit maakt wat ik zeg: hij wil gewoon even de bezorgde broer uithangen.
"Ik moet toch zorgen voor mijn kleine zusje?" Vraagt hij. Hij gooit nog een blok hout bij het vuur.
"Zo brandt de klok nog sneller op." Zegt hij sadistisch. Ik lach hard. Vreugdeloos. Gewoon om even te lachen. Josef trekt me naar achter en kijkt me aan.
"Je bent zo gigantisch verbitterd." Fluistert hij.
"En jij bent nog maar negentien en veel te snel volwassen geworden." Fluister ik terug.
"Vind je het gek?" Vraagt hij. Ik staar even het donker in, maar schud dan mijn hoofd en omhels hem.
"We zijn echt reddeloos verkloot..." Fluister ik hem in zijn oor. Josef knikt.
"Maar weetje wat het is?" Vraagt hij. Ik houd me stil. "We hebben hier alle ruimte om lekker verkloot te zijn. Dus dat maakt niet uit." Ik glimlach, maar besef me dat hij dat zo niet kan zien en wurm me los uit zijn omhelzing. Josef glimlacht terug en zucht.
"O zusje..." Mompelt hij.
"O broer..." Mompel ik plagend terug. Josef lacht kort en staart dan terug in de vlammen. Hij prikt wat met een stok in het vuur en steekt de stok daarna middenin het verkoolde uurwerk. Ik kijk ernaar en geniet van de warmte die de klok ons dan uiteindelijk toch nog geven kan.
"We redden het wel." Zegt hij plotseling. "We moeten hier gewoon een tweede leven opbouwen. We kennen de mensen hier niet, alleen mevrouw Damstra stamt nog uit het tijdperk dat we hier woonden en die is daardoor ook de enige die ons verhaal kent." Het is even stil. Ik tuur nadenkend in de vlammen.
"Inderdaad. We houden het gewoon geheim, dan blijven ze ons tenminste normaal behandelen." Zeg ik standvastig.
"Ons verleden, ons geheim." Fluistert Josef.
"Ons verleden..." Herhaal ik.
"Ons geheim." Maakt Josef af.

Ons geheim Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu