I

1.8K 90 20
                                    

De wind blaast de eerste blaadjes van dit najaar, voor mijn sneakers langs over het fietspaadje. Een rilling zet mijn ruggengraat in brand. Een zucht ontsnapt me. Het is pas begin september... Ik maak de knoop in de mouwen van het bloesje om mijn middel los en trek het aan. Met mijn handen flip ik mijn Ariël-rode haar onder de kraag vandaan. Met mijn hoofd gebogen en mijn ogen op de weg gericht begin ik terug te lopen. Terug te lopen naar huis. Ik voel de wind langs mijn blote benen strijken en huiver opnieuw. Naast me springt een straatlantaarn aan. Verschrikt kijk ik op. Is het al zo donker? Josef zal ondertussen al ongerust zijn. Ik zet een sprint in, het laatste stukje naar huis. Mijn blouse waait op van het rennen en geeft de wind alle ruimte om langs mijn blote buik te waaien en me kippenvel te bezorgen over mijn hele lichaam. Ik bal een vuist en negeer het, ik doe nog zo lang mogelijk of het warm is, want, wat heb ík een hekel aan de winter... 
Hijgend kom ik aan bij de voordeur. Ik hoef niet eens aan te bellen, Josef doet de deur voor me open.
"Hey..." Verzucht ik schuldbewust. Josef rolt met z'n ogen. "Oké, ik weet het, ik ben te laat, ik had de tijd niet in de gaten, sorry..." Josef zucht.
"Dat weet ik want dat zeg je altijd." Verzucht hij.
"Weet ik. Het spijt me Josef." Josef glimlacht en slaat een arm om me heen. Zijn gespierde arm grijpt zich rondom mijn schouders en geeft me een gevoel van veiligheid.
"Het is je vergeven, ik ben tenslotte je ouder niet, kom binnen clo, je verkleumt." Ik schenk hem een glimlach en stap samen met hem naar binnen. De drempel over, over de 'home sweet home-deurmat' naar binnen. Die deurmat ligt er al zolang als ik me kan herinneren en het doet zich pas eer aan sinds wij hier met z'n tweeën gingen wonen, toen mijn moeder overleed aan een od. Ik huiver. Stom wijf.
"Ik heb echt een hekel aan je neuspiercing." Mompelt Josef hoofdschuddend. Ik lach. En draai plagend aan het ringetje in mijn neusvleugel.
"Weet ik," glimlach ik, "maar je bent mijn broer, niet mijn ouder dus je kan het me niet verbieden." Ik schop mijn schoenen uit en trek mijn knieën op, tot mijn voeten op de bordeaux-rode bank kunnen staan.
"Technisch gezien ben ik benoemd tot je voogd, maar ik verbied je echt niet om jezelf te zijn." Hij lacht. "Dat moest ik eens proberen!" Het valt even stil. Het getik van de oude klok, weerkaatst tegen de behangen muren en galmt tussen de meubels. Ik sluit mijn ogen voor een seconde en voel de spanning, ik voel dat we ons beide proberen groot te houden.
"Josef? Vraag ik. Josef kijkt op. Ik zie de pijn in zijn azuurblauwe ogen. "We moeten van die klok af." Weet ik nog uit te brengen, voordat de pijn in Josefs ogen me de stem ontneemt. De blik in zijn ogen snijdt me de adem af, ik zie het vaker maar het wendt nooit. Als ik die blik zie, zie ik dezelfde pijn die ik zag zoveel jaren geleden. Als Josef opstaat, spring ik op van de bank en val ik hem in de armen. Ik druk mijn hoofd tegen zijn borst om mijn tranen te verbergen en sla mijn armen om hem heen. Hij haalt zijn handen door mijn rode haren en beschermt me zoals hij me al zijn hele leven beschermt.
"Mama is dood." Mompelt Josef.
"We moeten van die klok af..." Fluister ik.
"Ja..." Fluistert Josef. "We moeten van die klok af."

Ons geheim Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu