XXII

609 58 4
                                    

Tien jaar geleden

"Wordt wakker Cloé, je bent aan het gillen. Straks wordt mama wakker..." Josef aait met zijn vingers door mijn haar. Langzaam open ik mijn ogen. Mijn hoofd ligt nog steeds in zijn schoot. "O Cloé, je zweet helemaal!" Fluistert Josef opgewonden. Hij sust als een eenzame traan mijn oog verlaat. "Wat is er?" Vraagt hij zacht.
"Het doet zo'n pijn Josef." Fluister ik.
"Weet ik." Sust hij zacht. "Wil je anders liggen?" Ik schud mijn hoofd.
"Mijn zij ook, maar..." Nog een traan komt de eerste gezelschap houden. "Maar meer dat..." Het is even stil.
"Wat dan Cloé?" Vraagt Josef, nog steeds mijn Ariël-rode haren strelend. Ik slik.
"Ik droomde dat we ouder waren en dat we samen in een huis woonden, we hadden samen kinderen. En dat kan niet, maar dan nog..." Het is nog eens stil.
"Wat is daarmee, Clo?" Vraagt Josef op zijn zachtste fluistertoon. Even overweeg ik te zeggen: Laat maar, het was een stomme droom en we hebben er in deze hel niets aan hier over te praten. Maar ik doe het niet.
"Mama was er ook en ze vroeg ons waar onze kooi stond, ze dacht dat wij er ook een hadden voor onze kinderen, maar wij begrepen het niet. Wij begrepen niet dat een mama haar kind zoveel pijn kan doen en... het doet pijn dat mama dat wel kan. Dat doet geen pijn in mijn zij, Josef, dat doet pijn in mijn hart." Een aantal tranen bengelen onderaan mijn kin, ze wachten tot ze worden weggeveegd, Josef doet het voor me.
"Wat ben je toch al groot Cloé..." Zucht Josef. Ik weet niet wat h daar precies mee bedoelt en dus blijf ik stil liggen. "Waarom doet mama dit?" Fluister ik zacht.
"Ik heb je toch al eerder verteld dat je daar je hoofd niet over moet breken?" Verzucht Josef voorzichtig.
"Weet ik, maar ik vraag het me toch af, af en toe." Verzucht ik terug. Een korte stilte volgt. Het getik van de wandklok boven ons vult de kamer. "We zullen het nooit weten hè?" Vraag ik dan. Josef schudt zijn hoofd.
"We zullen het nooit weten, Cloé. Mama is gek." Antwoord hij. Op die woorden sluit ik mijn ogen. Ik knik nog, om te laten weten dat ik het er mee eens ben, maar ik weet niet of hij het echt heeft gezien.
"Welterusten Josef." Geeuw ik.
"Welterusten Clo." Verzucht Josef.

De volgende morgen word ik eerder wakker dan Josef. Hij ligt met zijn hoofd tegen de spijlen van de kooi.
"Misschien heb ik wel een hart van steen." Hoor ik hem dan plotseling mompelen. Ik kijk op en zie dat hij met zijn ogen open in dezelfde houding ligt.
"Weetje Cloé?" Ik kijk hem vragend aan. "Ik voel helemaal niets in mijn hart als mama me slaat. Wel als ze jou slaat trouwens, maar..." Even snap ik niet waar hij het over heeft, maar dan snap ik wat hij bedoelt. "Ik wil geen stenen hart." Maakt Josef zijn zin af. Hij helpt me rechtop en drukt dan een kus op mijn wang. Hij moet bijna huilen, ik zie het aan zijn ogen, maar zeg er niets van.
"Een hart van steen kan niets voelen." Fluister ik dan maar. "En jij voelt wat voor mij, dus heb je geen stenen hart." Josef glimlacht schamper.
"Dankje Clo, dankje." Is zijn respons, maar zijn glimlach betekent voor mij, om eerlijk te zijn, nog duizend maal meer.

Ons geheim Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu