XXXIV

497 54 2
                                    

Alice legt mijn hand tussen haar beide handen. Ik kijk haar aan en schenk haar een klein glimlachje.
"Dankjewel dat je met me wil wachten." Verzucht ik.
"Dat spreekt voor zich." Antwoord Alice. Ik staar weer naar de telefoon voor ons op tafel.
"Je ziet bleek Cloé." Zegt Alice, starend voor zich uit. Ik zucht.
"Ik voel me ook niet echt heel goed of zo..." Mompel ik cynisch. Alice lacht.
"Dat snap ik." Opnieuw staren we naar de telefoon en opnieuw is het stil.
Gistermiddag nog kreeg ik telefoon. Vandaag om drie uur zou Josef worden berecht bij een spoedrechter. Zonder publiek, met alleen het OM, Josef en meneer Felsen, zijn advocaat. Hoelang de rechtszaak zou duren wist meneer Felsen niet te zeggen, alleen dat ik toch uit moest gaan van minstens drie uur: anderhalf uur voor beide pleidooien en anderhalf uur voor de rechtszaak zelf. Het is ondertussen bijna half zeven en nog steeds is de telefoon niet overgegaan. Toen ik gistermiddag telefoon kreeg adviseerde mevrouw Van Echten me iemand te bellen waarmee ik vandaag op het nieuws kon wachten en dat maakt dat Alice en ik nu samen aan de keukentafel van mevrouw Van Echten, zitten te staren naar mijn mobiele telefoon.
Door het raam, valt een zonnestraal het huis binnen. Het licht valt op de tafel en licht de telefoon op. Alsof het zo moest zijn begint het ding te trillen. Alice knijpt in mijn hand. Ik weet niet hoe snel ik naar de telefoon moet grijpen, maar ik word teleurgesteld als mijn mobiel na twee keer overgaan stopt met trillen en aangeeft dat ik een berichtje heb. Ik heb niet eens de puf om te kijken van wie het berichtje is en smijt de mobiel terug op tafel. De zon verdwijnt achter een wolk en de zonnestraal verdwijnt van de tafel. Ik zucht en zak achterover.
"Ik heb honger." Mompel ik richting Alice. "Maar wat als de telefoon dan gaat?" Alice zucht.
"Ik ga wel wat uit de keuken halen." Ze staat op. "Waar ligt eten?" Vraagt ze vanuit de keuken.
"Ik weet net zoveel als jij, geloof me." Roep ik zonder mijn blik van de telefoon te halen. Ik hoor Alice rommelen en iets uit de la trekken. "Zou Van Echten het erg vinden als we dit opeten?" Vraagt Alice terwijl ze gaat zitten. Ik haal mijn schouders op en kijk op richting Alice, die triomfantelijk een zak krentenbolletjes omhoog houdt.
"Vast niet." Mompel ik. Ik steek mijn hand uit en bedank Alice als ik het krentenbolletje in mijn handpalm voel vallen. Ik neem een hap uit het broodje. Alice gaat weer naast me zitten en klopt op mijn knie.
"Dat telefoontje komt echt nog wel." Zegt ze sussend als ik op de klok kijk. Even is het weer stil. Ik kauw op mijn brood, maar verder is er niets te horen. Tot de telefoon trilt. Ik verslik me bijna in een krent en neem al hoestend en proestend op.
"Met Cloé." Trilt mijn stem.
—"Hallo Cloé, met meneer Felsen." Klinkt het aan de andere kant van de lijn. Ik knik naar Alice. Alice veert overeind en wacht gespannen.
—"De rechtszaak is voorbij." Vervolgt meneer Felsen.
"En?" Vraag ik.
—"Wil je eerst het goede of eerst het slechte nieuws?"

Ons geheim Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu