IIXL

501 59 15
                                    

"Cloé, ik wil graag dat je je schooltas opruimt." Zegt de moeder geïrriteerd.
"Ik vind dat hij er goed staat." Mompel ik.
"En ík niet." Zegt ze nog harder.
"Kom op je hebt haar dossier gelezen." Zegt de vader zacht. De moeder zucht.
"Maar ook dat we dat niet moeten pikken als excuus!" Sist ze.
"Jeetje, ik zit er gewoon bij hoor." Snauw ik hen af. Ik schop mijn tas aan de kant en banjer richting de keuken. Waar ik een glas water pak om mezelf te kalmeren.
"Cloé, je tas staat hier nu nog steeds." Merkt de moeder emotieloos op.
"Ja en vanavond doe ik er nieuwe boeken in en dan staat het er morgenochtend nog!" Bries ik. Ik snap het wel, ik vertoon ook onredelijk gedrag nu en het is me ook echt geen raadsel waarom ik nou juist de moeder niet uit kan staan. Maar ik kan mezelf niet stoppen. Het vervelende gevoel diep in mijn buik weerhoud me van verstandig handelen elke keer als ik onder teveel autoriteit sta weer. Ik neem nog een slok van mijn water. Ik woon hier nu twee dagen en de moeder en ik hebben nu al bijna non stop ruzie. En dat terwijl we elkaar niet eens echt kennen. Ik ken haar alleen als ongeduldig en geprikkeld, door mij. En zij kent mij alleen op hoogspanning: Gestrest en met een ernstig tekort aan slaap. Ze zal niet de eerste zijn die me om die reden terugstuurt.
"Cloé Ridder, dit is de laatste keer dat ik het je vraag..." Ik probeer me in te houden, werkelijk waar, maar het lukt me niet.
"Mooi dan zijn we daarna van het gezeik af." Kap ik haar af. Puur om dwars te zijn, stap ik met een grote stap over mijn schooltas heen en loop ik naar de gang waar ik mijn schoenen en jas aantrek.
"Wat ga je doen." Vraagt de vader rustig.
"Ik ga naar Josef." Antwoord ik even rustig.
"Niet voor ze haar tas op heeft geruimd." Klinkt het vanuit de woonkamer. Ik slik. Ze heeft me, nu moet ik wel.
"Doe nou maar even, ik praat wel met haar als je weg bent." Fluistert de vader me toe. Zuchtend grijp ik mijn tas bij het hengsel en sleep ik hem de trap op richting mijn kamer. Ik zie de onuitgepakte kleine weekendtas staan en besef me zuchtend dat het bijna anderhalf jaar geleden is dat ik maar zo weinig spullen had. Boos bedenk ik me dat Josef en ik echt nog maar net in ons huis woonden... Net op tijd weet ik mezelf ervan te weerhouden een trap te geven tegen de toch al zo fragiele kledingkast.
Na 25 minuten fietsen ben ik eindelijk thuis. Ik loop naar de voordeur om aan te bellen, maar Josef heeft de deur al lang en breed open gedaan.
"O mijn hemel, Cloé! Ik vroeg me al af wanneer je hierheen zou vluchten." Hij omhelst me stevig. "Ik heb je berichtjes gezien, is het echt zo erg?" Ik knik met mijn ogen rollend.
"Maar zullen we het daar nu niet over hebben, ik ben opgefokt genoeg..." Mompel ik. Josef zucht en gaat op de bank zitten.
"De situatie is vet klote..." Mompel ik.
"Begrijp me niet verkeerd Cloé, maar daar wil ik het niet over hebben. Ik heb je genoeg te vertellen, over mama." Hij kijkt er serieus bij. Vragend kijk ik hem aan. "Er is ons destijds niet alles verteld over mama. Al kan ik dat wel begrijpen, we waren nog klein en er was natuurlijk geen enkele kans dat wij het zouden begrijpen."
"Wat bedoel je daarmee?" Vraag ik zacht.
"Ik bedoel dat je gelijk had, Cloé, er was een reden. Weet je nog dat we in het hoogpolig tapijt lagen en dat jij zei dat er een reden moest zijn? En dat ik zei dat je dan snel moest stoppen met zoeken, omdat er geen reden was en dat ik al tot die conclusie was gekomen voor papa dood was?" Langzaam komt het terug. Ik knik. "Er was een reden Cloé, en die agent heeft me alles verteld."

Ons geheim Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu