XLIII

899 72 47
                                    

Tien jaar geleden

Moeizaam open ik mijn ogen.
"Alsjeblieft Cloé! Word wakker!" Hoor ik Josef gillen. "We moeten nu weg! Ze gaat ons vermoorden! Ze vermoordt ons Cloé!" Ik hoor de paniek in zijn stem. Ik kom overeind. "O Goddank..." Verzucht hij als hij ziet dat ik wakker ben. "We moeten nu rennen Cloé!" Josef trekt me overeind en trekt me mee. Ik hap naar adem als ik licht word in mijn hoofd. "Kom! Nu!" Schreeuwt Josef opnieuw. Als hij de deur van mijn kamer opent stapt hij geschrokken achteruit. Mama staat voor de deur en verspert ons de weg.
"Doe het raam open." Hijgt Josef zacht als mama dreigend dichterbij komt. Voorzichtig kom ik in beweging, maar niet voorzichtig genoeg. Mama komt in actie en heft de hand met het mes. Ik draai me om en trek het raam open. Met ingehouden adem zie ik hoe Josef heen en weer sprint door de kamer en telkens ternauwernood ontsnapt aan mama's messteken.
"Spring uit het raam!" Hijgt Josef.
"W-wat?" Vraag ik geschokt.
"Nu! We kunnen niet anders." Met een verbeten gezicht heeft Josef ondertussen mama's arm gepakt om het mes maar bij hem uit de buurt te houden. In een laatste poging Josef toe te takelen laat ze het mes met de punt naar beneden op hem vallen.
"Au!" Gilt Josef. Het mes valt naast hem op de grond. Onder het gat in zijn trui vormt zich een donkere vlek. Als mama bukt om het mes op te rapen komt Josef overeind en schopt hij het ding een eind de gang in. Als mama erachteraan gaat klimt Josef op de vensterbank. Ik, al op de vensterbank geklommen, grijp angstig zijn hand.
"Springen." Zegt hij indringend. Angstig kijk ik naar beneden en dan naar Josef. "Nu." Tegelijk verliezen onze voeten grip. Eeuwen lijken we in de lucht te zweven. De tuin komt dichterbij en dan komen we met een smak terecht. Josef hapt naar adem als hij zichzelf opvangt met zijn verwonde schouder. Een beetje duizelig kom ik overeind. Hoe is het mogelijk dat we beiden niets gebroken hebben? Josef trekt me zonder iets te zeggen mee. Boven ons fonkelen de sterren, om ons heen sluit het donker. Op blote voeten ren ik door de tuin. Josef trekt me mee door het natte gras bij ons in de achtertuin, over het hekje, door de achtertuin van de buren, nog een hekje over en het weiland in. De hoge sprieten gras zwiepen tegen mijn gezicht. Op een gegeven moment zie ik Josef niet meer, wel voel ik dat ik zijn hand vast heb, maar zo donker is het en zo hoog is het gras...
"Auw!" Gil ik als ik op een doorn stap.
"Doorlopen Cloé! Ze mag ons niet vinden." Hij trekt me mee en veegt voor ons, de laatste halmen gras weg. Een stel koplampen verblindt me. De auto raast langs. Josef legt een arm om me heen en drukt met zijn andere hand op de schouder die mama heeft verwond.
"Steken we over?" Vraag ik schichtig om me heen kijkend. Josef knikt. Hij kijkt links en rechts maar er blijven auto's komen.
"Straks komt ze achter ons aan, Josef..." Huil ik zachtjes.
"Aan de overkant zijn we veilig." Zegt Josef. Maar ik hoor dat hij het alleen zegt om me gerust te stellen. Na een poosje kunnen we eindelijk oversteken. We rennen naar de overkant en gaan daar in een droogstaand slootje zitten. Ik huil dikke tranen, stille tranen, dat wel. Josef omhelst me en houdt mijn hoofd tegen zich aan.
"Ga maar slapen..." Zegt hij zacht. "We kunnen nu toch niets doen." Ik voel mijn natte pyjama om me heen en krijg het langzaam koud.
"Ik heb het koud..." Fluister ik zacht, maar de vermoeidheid slaat toe en nog geen seconde later val ik in slaap.
~+~
Ik word wakker en kijk in een fel licht. Koppijn overval me.
"Hey, meisje." Zegt een aardige mevrouw naast me. "Je ligt in het ziekenhuis, we kregen je niet wakker toen we jullie naast de weg vonden. Kun je me nu dan vertellen hoe je heet?" Ik wil praten maar het lukt niet, ik open mijn mond maar er komt niets uit. "Het geeft niets." Zegt ze terwijl ze voorzichtig over mijn been aait. "Je broer zit even hiernaast. Zijn schouder moest gehecht worden, hij zal er zo wel aankomen." Nog geen minuut later gaat de deur open en komt Josef zwijgend aanlopen. Zijn ogen worden groot als hij ziet dat ik wakker ben. Hij rent op me af en haalt voorzichtig een hand door mijn haar.
"Gelukkig ben je wakker." Zegt hij zacht. Ik knik, maar weet nog steeds niets uit te brengen.
"Hoe heet ze?" Vraagt de mevrouw aan Josef.
"Cloé." Antwoord hij zacht.
"En hoe heet jullie papa?" Josef slikt.
"Die hebben we niet." Zegt hij bot.
"En jullie mama?" Josef haalt zijn schouders op.
"Dat zeg ik niet want dan gaan jullie haar bellen." Zegt hij beschermend. Hij gaat op het voeteneinde van mijn bed zitten en legt standvastig zijn armen over elkaar, ik moet moeite doen mijn ogen open te houden. Er komt een andere mevrouw binnen. Ze heeft een papier in haar hand.
"Ik heb ze al gevonden." Zegt ze. "Josef en Cloé Ridder, dit is hun huisnummer." Ze wijst op het papier en geeft het aan de vrouw die eerder ook al bij hen zat.
"Als jullie niet zeggen wat er thuis mis is moet ik nu jullie moeder bellen en vragen of ze jullie op komt halen." Zegt ze zacht. Vragend kijk ik naar Josef, maar die houdt stijf zijn lippen op elkaar. De vrouw loopt naar een telefoon. In paniek kijk ik naar Josef. Hij kan zich toch niet stil houden? En mijn stem doet het echt niet, hoe goed ik ook probeer! Straks was onze hele ontsnapping voor niets! We zijn uit het raam gesprongen, hebben op blote voeten door het weiland gerend en hebben een levensgevaarlijke weg overgestoken! Dat zet hij nu allemaal op het spel. Ze draait het nummer. Ik begin te huilen. Josef ziet het. Ik zie de angst in zijn ogen.
"Nee!" Ik ben het zelf. Eindelijk heb ik mijn stem terug, precies optijd. De vrouw met de telefoon laat verbaasd de telefoon zakken en kijkt me aan. "Ze wilde ons vermoorden..." Kraakt mijn stem. De vrouw drukt gehaast de telefoon af en toets snel een ander nummer in.
"Ja, hier met Henny..." Zegt ze gehaast door de mobiel. "Ik heb jeugdzorg nodig..." Josef slaakt een diepe zucht van verlichting. Vragend pak ik Josefs hand en kijk ik naar hem op.
"Sorry, ik wil gewoon samen blijven, ik kon het niet, jij moest het doen..." Mompelt hij.
"Wat gaat er nu gebeuren?" Vraag ik zacht.
"Ik weet het ook niet Cloé..." zegt hij dan op zijn allerzachtst. Josef glimlacht. "Maar ik weet wel, dat het nu goed komt." En ik weet dat hij gelijk heeft, zoals hij altijd gelijk heeft.
-EINDE-


O lord,
Dit was het! Vanaf nu weten we wat er gaat gebeuren: De twee dappere Riddertjes overleven alle opvangcentra en komen uiteindelijk samen in één huis terecht. Vanaf daar begint hoofdstuk I...
Ik dank iedereen voor de vele stemmen en overdosis aan complimentjes. Zo veel was het echt niet waard hoor... Toch heel erg bedankt! Wat stond ik te springen toen ik besefte dat dit het derde boek is dat ik geschreven heb dat op nummer 1 van Algemene Fictie heeft gestaan! Dankjulliewel, jullie zijn fantastisch!
Groetjes Kiara ❤️
PS: Mijn nieuwe verhaal 'De pen die ik nooit terugzag' staat ook online!
PPS: 'De pen die ik nooit terugzag' is niet het volgende deel in de #Traumaserie dat is 'Draken bestaan niet' geworden en die staat sinds het einde van de zomervakantie online!

Ons geheim Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu