XXXI

542 57 15
                                    

Om vijf voor half negen 's ochtends strompel ik de school binnen. Ergens verklaar ik mezelf voor gek, dat ik hier alweer sta, maar ik word zo gek van mevrouw Van Echten, dat ik alles liever heb dan nog een dag bij haar zitten. Ze heeft volgens mij wel het beste met me voor, maar ze is zo streng...
"Wow, Cloé, wat zie jij eruit!" Zoals altijd komt Alice op haar meest subtiele manier op me afstappen. Bezorgd legt ze een hand tegen mijn voorhoofd.
"Doe nou maar rustig, ik ben niet ziek hoor." Wimpel ik haar af. Ik wil doorlopen, maar Alice trekt me de wc in.
"Weet je wel welke roddel er rond gaat?" Ik schud ongeïnteresseerd mijn hoofd. "Kevin heeft je bij het politiebureau gezien en omdat alle leraren zo geheimzinnig doen rondom jou afwezigheid dachten we dat je opgepakt was!" Sist Alice. Ik schud cynisch lachend mijn hoofd.
"Nee, ík ben niet opgepakt..." Mompel ik. Ik loop onaangekondigd weg van de wc. Alice sprint achter me aan en houdt me vlak voor de trap tegen.
"Wie is er dan opgepakt? Je moeder?" Vraagt Alice net iets te hard.
"Ik heb geen moeder, dat weet je. En daarbij is het niet jou probleem." Sis ik. Alice gaat voor me staan en fronst boos haar wenkbrauwen.
"Is het Josef?" Ik houd mijn kaken op elkaar geklapt. "Ik vind het het toch minstens denigrerend, dat je me niet vertrouwd." Sist Alice net iets te hard. Het is stil om me heen. Ik merk dat er meer mensen meeluisteren. Alice blijft me indringend aankijken. Ik zucht en draai me gefrustreerd naar de mensen achter me om.
"Ja, ja mijn broer Josef is opgepakt voor de moord op mijn moeder." Een geschrokken 'o' gonst door de muisstille gang. "Op het politiebureau wilden ze even weten wat ik daarvan vond en aan jullie gierige blikken te zien willen jullie dat ook wel, toch?" Bries ik agressief. Niemand heeft de ballen om te knikken, maar ik zie aan de blikkering hun nieuwsgierige ogen dat ze het allemaal willen weten. "Nou ik vind het echt klote! Josef was de enige in mijn leven die iets voor mij betekende! En dat hij onze moeder heeft vermoord..." Ik zucht. "Was puur gerechtigheid..." Een paar mensen openen hun mond om wat te zeggen, maar ze worden onderbroken.
"Cloé?" Ik kijk op. De conciërge wenkt me. Als ik begin te lopen stapt iedereen opzij. Ik negeer alle blikken.
"Er is telefoon voor je." Zegt de conciërge. Ik pak de telefoon op en luister angstig naar de woorden aan de andere kant van de lijn. "Je moet nu hierkomen." Hoor ik een agent zeggen. Zijn stem slaat een beetje over en dat doet me vermoeden dat hij ten einde raad is. "Je broer draait door en alles wat hij uit kan brengen is: 'Haal me hieruit' en 'Cloé'."
"Oké, ik kom direct." Ik geef de telefoon terug aan de conciërge. "Wilt u me alsjeblieft afmelden?" Smeek ik. Hij knikt.
"Ga nou maar gauw." Ik baan me een weg tegen de stroom richting de lokalen in naar buiten en spring zo snel als ik kan op de fiets. Het politiebureau zit vlakbij school, maar als je er snel heen wilt is het een pokkelang eind. Als ik het terrein oprijd word ik gelijk bij mijn kladden gegrepen door de agent wiens stem ik herken als die van over de telefoon.
"Kom snel hierheen." Hij trekt me door de personeelsingang en loodst me door de detectiepoortjes naar de cellen achterin het gebouw. "Hij heeft gisteren eigenlijk alleen maar doorgebracht in de verhoorkamers en daar ging het nog aardig, maar toen we hem naar achteren brachten flipte hij volledig, alleen al bij de aanblik van de spijlen werd hij gek. Hij schreeuwt nu al bijna tien uur lang hetzelfde: 'Cloé, kom me halen, Cloé, haal me hieruit.' Ik kon niets anders meer verzinnen dan jou hierheen halen." Ik hoor Josef al schreeuwen zodra we de gang inlopen waar hij zit. Kippenvel overspoeld me en als we de hoek omkomen en ik hem zie zitten, hap ik naar adem: Schreeuwend, huilend, gebroken zit Josef in het hoekje van zijn cel. Ik snel naar de spijlen toe.
"Josef ik ben er." Zeg ik doordringend. "Josef..." Mijn stem begint te kraken. "Kom hier." Josef kijkt op en houdt abrupt zijn mond. Als een klein kind sprint hij op me af. Zijn vuisten sluiten zich om de spijlen en die aanblik doet me huiveren. Ik steek mijn pink uit door de tralies. Josef haakt zijn pink in die van mij en net als vroeger houden we zo hoop. Langzaam kalmeert Josef, maar ik raak steeds meer in paniek. Door Josef zo te zien besef ik me dat dit alles echt is en daardoor rollen er een paar tranen mijn wang op.
"Ik kom hier niet meer uit of wel?" Vraagt Josef dan plotseling. Ik bijt op mijn lip.
"Je..." Ik twijfel. "Je gaat nog naar een echte gevangenis als je berecht bent." Fluister ik. Een extra traan loopt over Josefs wang en zijn pink verstrakt zijn greep om die van mij. Josef houdt zich stil.
"Weetje Josef, ik zal je nooit vergeten, ik zal zorgen dat niemand je ooit zal vergeten ." Zeg ik dan. "Je, ik... Je was mijn alles. Je bent mijn alles." Hakkel ik. "Bij alles wat ik doe zal jij meekijken, wat er ook gebeurt." Ik begin nu echt te huilen en mijn stem begint over te slaan. Ik laat Josefs pink los, maar grijp naar zijn hele hand. Ook mijn andere hand steek ik door de tralies en ook die pakt Josef vast.
"Het is niet eerlijk..." Huil ik. "Ze verdiende het niet te leven en jij verdient het niet om wéér achter tralies te verdwijnen, maar... We kunnen er niets meer aan veranderen en daarom..." Ik zucht diep en pers het over mijn lippen. "Ben ik bang dat hier ons afscheid is." Josef knijpt in mijn hand.
"Je komt toch wel op bezoek als ik in de gevangenis zit?" Vraagt Josef wanhopig. Ik slik.
"Ik ben minderjarig voor nog een half jaar." Mompel ik. "Tot die tijd... Mag ik niet." Josef slikt en knikt begrijpend.
"Hou je taai." Fluistert Josef.
"Jij ook." Fluister ik gebroken. En dan laat ik Josefs handen los.

Ons geheim Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu