XVII

571 55 1
                                    

Tien jaar geleden

Mijn lippen smaken naar zout. Naar zout en naar bloed. En ook een beetje naar anijs, maar waar dat vandaan komt weet ik niet. Hoeveel schokken zou een mens kunnen overleven? Ik ben nog maar de helft van een mens. Hoevaak nog en dan ga ik dood? Laat me maar dood gaan, dan kan Josef naar de politie gaan en wordt mama opgesloten. Dat zou het beste zijn. Ik zucht diep en open mijn ogen. Allemaal sterretjes dansen om me heen. Ik doe er een minuut over om te beseffen waar ik ben. De pijn in mijn zij verhinderd mijn helder nadenken, maar als ik dan na een poosje besef waar ik ben rest er één vraag: Waarom zit ik niet in de kooi? Ik doe moeite niet flauw te vallen als ik overeind kom. Zeg alsjeblieft niet dat Josef nu weer...
Geschokt door die gedachte haast ik me mijn kamer uit, maar ik struikel. Mijn longen worden leeggeperst, ik grijp naar mijn borst. Even weet ik niet meer wat er met me gebeurd is. Maar jammer genoeg herinner ik het me snel weer. Ze heeft me gebroken, geknakt, door de midden geslagen. Even denk ik dat ik de echo hoor van mijn smeken, maar dan besef ik me dat het van beneden komt. Ik krabbel overeind en vind struikelend mijn weg naar beneden. Verblind door tranen struikel ik de woonkamer binnen. Josefs gegil boort door mijn zieltje.
"Alsjeblieft!" Hoor ik hem schreeuwen. Mama besteedt niet eens aandacht aan me. Het klappen van haar vlakke hand op Josef wang weerkaatst tegen de muren. Huilend zak ik in elkaar.
"Stop het! Stop ermee!" Roep ik mijn handen over mijn ogen slaand. Een seconde is het stil. Met mijn smekend blauwe ogen kijk ik op naar mijn moeder. Ik smeek haar te stoppen. Maar alles wat ze doet is me omver trappen, daarna gaat ze rustig verder op Josef. Als verdoofd blijf ik liggen. Ik hoor Josef smeken en gillen.
"Had je haar maar niet uit de kooi moeten helpen!" Hoor ik mama schreeuwen. Bij elke teug adem voel ik mijn borst branden. Als het gegil van Josef niet stopt en nu ook het gezoem van mama's schokapparaat mijn oren binnendringt houd ik het helemaal niet meer. Ik kom overeind en zet het op een gillen.
"Houd je verdomme stil Cloé!" Hoor ik Josef roepen. Van schrik houd ik mijn mond. "Anders gaat ze verder op jou en..." Het schokapparaat beneemt hem even de adem, maar hij gaat verder met zijn zin als mama haar hand weer opheft. "Jij bent al in elkaar geslagen! Straks val je nog eens flauw! Er was een reden dat je net wakker werd in bed. Ik heb je gered! Verstop je verdomme!" Geschrokken van zijn taalgebruik en misschien nog wel meer geschrokken van de blik in zijn ogen weet ik niet hoe snel ik me uit de voeten moet maken. Eenmaal terug op mijn kamer zak ik in elkaar. Hij... Hij heeft me gered. Alweer.

Ons geheim Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu