Hoofdstuk 109

379 6 1
                                    

Dag, hallo daar ben ik weer. Een beetje lamgeslagen door de hitte van het afgelopen weekend, maar ik heb toch nog ergens concentratie vandaan weten te halen om dit deeltje af te maken. Komende week koelt het gelukkig weer wat af, dus hopelijk heb ik dan weer energie en inspiratie om lekker te gaan schrijven. Voor nu, veel leesplezier!

*De dagen kruipen voorbij en het normale leven start weer een beetje op. Wolfs en Eva gaan weer aan het werk en Sepp, Pip en Zus weer naar de opvang. Er hangt een grote foto van Thom in het trapgat. Hij hangt naast de foto van Frank, met zijn tweetjes stralen ze daar aan de muur. 

De crematie van Thom is echt een soort afsluiting geweest. Afgelopen week hebben Wolfs en Eva met zijn tweeën het babykamertje leeg gemaakt. De meubeltjes zijn naar de zolder en de babyspulletjes staan weer achter in de kast. Het was heel emotioneel maar het is wel een opluchting dat het nu achter de rug is.*

Eva

Ik schiet rechtop in bed, verdwaasd kijk ik om me heen, mijn ogen moeten wennen aan het donker. Waarom ben ik wakker, was het een nachtmerrie of is mijn wekker al afgegaan. Ik voel naast me op het matras, waar Wolfs hoort te liggen, maar ik voel niets. Het bed is koud, leeg. Ik wrijf even in mijn ogen en kijk dan op mijn wekker. Het is een paar minuten over drie 's nachts. 

Ik spits mijn oren om te luisteren of Wolfs in de badkamer is, maar ik hoor geen gerommel en ik zie ook geen licht onder de deur uitkomen. Op de monitor van de babyfoon zie ik dat Pip en Zus rustig slapen, ook daar is Wolfs niet. Voorzichtig stap ik het bed uit, de houten vloer kraakt verraderlijk. Ik trek een trui over mijn overhemd aan en maak de slaapkamerdeur open.

Ik sluip over de gang, alle deuren zitten nog dicht en de lichten zijn uit. We hebben de gewoonte elkaar briefjes te schrijven als we er even tussenuit knijpen, maar ik vind nergens een briefje van Wolfs. Waar is hij heen en wat is hij allemaal aan het uitspoken. Zou hij beneden zitten, maar het is midden in de nacht. We moeten gewoon weer aan het werk morgen, wat is hij in hemelsnaam aan het doen

Ik gaap uitgebreid en wrijf slaperig in mijn ogen. Ik twijfel of ik weer in bed zal kruipen. Wolfs komt vanzelf wel weer terug en ik ben doodop. Bovendien gebeurt het wel vaker dat één van ons er 's nachts op uit gaat als we niet kunnen slapen, gewoon om even een rondje te lopen en ons hoofd leeg te maken. Maar het is wel vreemd dat hij zomaar zonder iets te laten weten verdwenen is. 

Ik besluit voor de zekerheid nog even te checken of hij op de eettafel een briefje heeft achtergelaten. Rillend en op blote voeten loop ik de trap af, naar de begane grond. Plots hoor ik van beneden een gedempte schreeuw, gevolgd door luid gerinkel van glas. Het klinkt alsof iemand een stuk servies kapot gooit tegen de muur. 

Plots ben ik klaarwakker. Gealarmeerd ren ik de trap af naar de kelder. Muis en Flip rennen geschrokken, blazend en met dikke staarten, langs mijn benen de trap op naar boven. Ik steek mijn hoofd de kelder in, even verstijf ik op de onderste trede van de trap. 

Wolfs slaat woest met zijn vuisten op de stenen muur van de kelder, er stromen tranen over zijn wangen. Op de grond liggen scherven en op tafel staat een fotolijstje en een open fles whisky. Ik kan de foto niet zien, maar ik zie aan het lijstje welke het is. De eerste foto van Thom en Wolfs samen, in het ziekenhuis, huid op huid. De eerste ontmoeting tussen vader en zoon, voor eeuwig vastgelegd in het kleine lijstje. 

Razendsnel verbindt mijn hoofd de lijntjes met elkaar. Mijn hart klopt in mijn keel. Heeft hij het nou op een zuipen gezet. Idioot, verdriet kun je niet wegdrinken. Ik heb vroeger met eigen ogen gezien dat alcohol niks oplost. Ik voel woede opborrelen, maar dan hoor ik hem snikken en breekt mijn hart. 

Ik krijg de controle over mijn lichaam weer terug. Voorzichtig spring ik met mijn blote voeten over de glazen scherven en wring mezelf tussen Wolfs en de muur in. 'Wolfs', roep ik streng, 'stop daarmee, nú'. Zijn ogen staan donker, ze zijn bijna zwart. Hij lijkt me niet te horen en slaat wild met zijn knokkels tegen de muur, vlak naast mijn hoofd. Hij lijkt wel bezeten. Geschrokken schuif ik een paar centimeter opzij, 'idioot', sis ik. 

Fleva Forever AfterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu