Nee! Niet iedereen dood! - Yuka

84 9 1
                                    

Het wazige beeld dat ik voor me zie maakt dat ik niet precies weet waar ik ben, of wat er aan de hand is. Mijn lichaam is nog altijd zwak, maar voelt al beter, beter dan ik me voelde toen ik nog leefde. Ik ben immers dood toch? Met het wazige beeld kijk ik om me heen. Daar waar ik ben is het donker. Ik zie niemand. Een klein straaltje licht schijnt door een kier, maar ik kan er niet precies uithalen waar het vandaan komt. Half strompelend sta ik op. Ik richt me op het licht en loop er naartoe. Ik wankel nog een beetje op mijn benen als ik merk dat ik door een deur loop. Het licht dat mijn ogen nu binnendringt maakt dat ik helemaal geen zicht meer heb. Alles om me heen is nu wit, verblind door het licht. Van schrik sla ik mijn handen voor mijn ogen en probeer tussen mijn vingers door te kijken. Ik voel korreltjes onder mijn voeten en zonlicht op mijn huid. Is dit het leven na de dood? Leef ik opnieuw? Is dit de hemel?

Ik spreid mijn vingers langzaam iets meer als ik merk dat mijn ogen aan het licht beginnen te wennen. Voor mij staat een grote boom. Ik schat zo'n 40 meter. De takken die er aan hangen komen ver van de boom af. Het grote groene bladerdak maakt dat ik me veilig voel. Het doet me denken aan het bos, Luna en Fate. Ik vraag me af wat ze nu aan het doen zijn, of ze weten dat ik niet meer te redden ben, dat ik nu dood ben.

De korreltjes onder mijn voeten zie ik nu ook scherper. Het is zand, zand dicht bij de kust, want het zeewater hoor ik duidelijk 'rommelen' in mijn oren. Ik ga er op af. Niet wetend wat te doen. Mijn benen lopen gemakkelijk en soepel nu eenmaal gewend ben. Het zal nu ook niet meer nodig zijn om te slapen nu ik dood ben... Ik klim een duin op die begroeit is met hoge planten. Ze deren me niet, ik duw ze makkelijk opzij en stap stevig verder.

Het koude zeewater had ik nu nodig, het zou me helder laten denken. Het geluid van de zee komt langzaam dichterbij. Ik ga er van rennen. Alsof ik denk dat de zee me kan redden. Ik sta op de duin als ik even stil sta. Kijk naar het heldere uitzicht over de zee. Geen schip, geen mens, of toch... zijn er... Ik tuur naar een zwarte schim achter een klein heuveltje in het zand. Het maakt dat ik nu nieuwsgierig ben. Rennend haast ik me er naartoe.

Ik hoor stemmen, mensen stemmen, het zijn, het zijn mensen! Ik zou niet alleen zijn hier in de 'hemel'. Ik word aangekeken door twee smachtende ogen als ik dichterbij kom. Meer kopjes komen boven de heuvel uit. Ik concentreer me op de gedaantes. Alsof ze me bekend voorkomen, maar ik ze nog geen naam kan geven.

'Yuka! Je bent eindelijk wakker!' hoor ik nu achter me. Met een ruk draai ik me om. Een vrolijk meisje met bruin haar staat voor me. Ze heeft vruchten in haar hand en reikt me er een toe.

'Hier, je moet aansterken.' zegt ze. Ik knik alleen en pak de vrucht aan. Ze glimlacht. Ik staar alleen maar.

Het meisje loopt naar de rest van de mensen achter de heuvel. Ik loop haar achterna. Nog altijd nieuwsgierig naar de gedaantes. Het meisje legt de vruchten in een schaal als ik mijn blik op die van de mensen laat vallen. 'W..a..tt...' Stamel ik. Het is het enige wat ik kan uitbrengen, geen blijdschap, geen gelukkig gevoel. Wat ik zie is raar, niet gewenst, dit mag niet. Ik zie Luna, Fate, Sem, Olivia, Hunter en Silver, zittend in het zand, in het zand in de 'hemel.'

The Indian Wolf GirlWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu