Beau en het Beest II

187 11 41
                                    

'Je had me niet moeten redden,' zeg ik wanneer ik Adams vacht schoonmaak zodat er geen bloed meer tussen zijn haren zit.

Zijn vacht is vreemd genoeg extreem zacht en onwillekeurig vraag ik me af of hij zich nog wast en welke shampoo hij gebruikt vermits hij niet echt naar een beest ruikt.

'Ja, dat zag ik,' zegt hij en ik duw een beetje op zijn wonde waardoor hij hist.

Ik wring de vochtige doek uit zodat het bloed in de vieze waskom beland en ik met nieuw, koud water zijn andere wonden kan schoonmaken.

We zitten in zijn kamer in de westerse vleugel. De theepot, mevr. Potts, en haar zoon, Chip, zijn nieuw water gaan halen terwijl Lumière en Cogsworth, de klok, aan het discussiëren zijn over wat er nu met met het beest moet gebeuren en of hij nog moet rusten of niet.

Ik kijk de kamer rond en ik weet dat Adam me in de gate heeft, maar dat maakt me niet uit.

Het gaat waarschijnlijk de enige keer zijn dat ik hier kom.

'Wat is er?' vraagt hij als ik een geamuseerde glimlach op mijn gezicht tevoorschijn komt.

'Niks,' zeg ik en ik vind zijn ogen die zo menselijk lijken dat ik eraan herinnerd wordt dat hij ook een mens is. 'Ik vind het gewoon vreemd dat je kamer zo opgeruimd is.'

Het beest lacht en het is diep en luid waardoor Lumière en Cogsworth omkijken, bijna verbaasd.

'Ik mag dan wel het lichaam van een beest hebben, maar mijn geest werkt nog steeds zoals dat van een mens,' zegt hij.

'Er bestaan ook slordige mensen,' zeg ik.

'Zoals jij?' gokt hij.

'Ik ben niet slordig,' zeg ik en om me een beetje af te leiden van ons gesprek, dep ik opnieuw het bloed van zijn vacht af. 'Ik vind orde in rommel.'

'Dat is precies wat slordige mensen zeggen,' zegt hij en zijn lippen krullen een beetje omhoog waardoor ik lach.

'Het meeste bloed is eruit,' zeg ik dan en ik wring de doek nog eens uit voordat ik opsta. 'Je kan beter even rusten nu.'

'Oké,' zegt hij en ik neem de kom vast, maar mevr. Potts houdt me tegen.

'Ga maar naar je kamer, lieverd. Ik ruim dat wel op,' zegt ze en ik zet het langs haar op het karretje waarna ik de kamer van Adam verlaat.

Het is eigenlijk best vreemd dat er opeens een naam achter het beest verschuilt. Onwillekeurig vraag ik me af hoe hij er als mens uitziet, welke kleur haren hij heeft en of die even zacht zijn.

Ik voel mijn wangen opwarmen wanneer ik door de gang wandel naar mijn eigen kamer.

Wat denk ik allemaal? Hij zal wel even bot zijn, koelbloedig zijn als mens dan hij als beest is, al weet ik nog niet helemaal hoe dat in elkaar zit.

===

Later is er een klein klopje te horen op de deur wanneer ik in het boek dat ik heb gevonden onder een paar lage stof, verdiept zit.

'Ja?' vraag ik.

'Kan de deur even open?' vraagt Adams stem waardoor ik een paar keer met mijn ogen knipper, maar wel uit het bed glijdt, het boek nog in de ene hand.

'Ik dacht dat ik had gezegd dat je moest rusten,' zeg ik zodra ik de deur open en tegen de post leun.

'Het eten is klaar,' zegt hij. 'En ik wou vragen of je mee at?'

'O,' zeg ik. 'Als in nu?'

'Ja,' zegt hij en ik knik langzaam.

'Oké,' zeg ik en het beest krult zijn lippen opnieuw omhoog waardoor ik lach. 'Je moet wel aan je glimlach werken.'

One shots bxbWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu