Gek genoeg was ik niet dood.
Nee, ik leefde gewoon.
Vreemd...
Of misschien was ik toch dood, want hoe voelde de dood? Wist je het echt als je dood was?
Het was in ieder geval heel erg stil. Iets te stil naar mijn mening. Was de dood stil?
'Nee...nee...nee...wat heb ik gedaan...' Het klonk ver weg, als een soort zacht achtergrond geluidje. Iets dat je in eerste instantie niet direct opmerkt, maar waarvan je toch weet dat je het echt hoort. Ongeveer hetzelfde als zo'n klein irritant mugje als je net wil gaan slapen.
Je hoort hem rondvliegen en zoemen...heel zacht.
Nou, zo klonk dit ook ongeveer.
Alleen was dit geen klein irritant mugje.
Nee, ik hoorde Masons stem.
Heel ver, ver weg op de achtergrond.
Misschien was ik dus toch dood...wie zou het zeggen? Ik was benieuwd.
'Kom terug, kom alsjeblieft naar me terug...' Het klonk smekend, en wanhopig, heel erg wanhopig.
Was ik er echt zo erg aan toe? Ik voelde me helemaal niet vreselijk...nee, ik voelde me prima.
Vreemd...
Dat hoorde vast niet zo, of wel?
Misschien was ik dus toch dood. Het zou kunnen.
Als dit de dood was, dan was het wel heel saai.
'Kom terug...ik kan niet zonder je...'
Ik besloot maar terug te komen. Als hij echt niet zonder me kon...ach, dan moest het maar hè?
Was het vreemd dat ik nu sarcastisch kon doen?
Ik probeerde "terug" te komen, maar dat ging moeilijker dan verwacht. Net toen ik het eerlijk gezegd weer op wilde geven, voelde ik het.
Pijn.
Ondraaglijke pijn...
Zoveel pijn, in één keer, het was vreselijk.
Ik hapte naar lucht, vulde mijn longen.
Ik maakte een nogal ruw en raspend geluid.
Het klonk echt verschrikkelijk.
Weer een lading pijn...zoveel pijn.
'April...' Ik lag in zijn armen, hij hield me stevig tegen zich aangedrukt. Hij huilde...
'Blijf bij me, ga niet weer weg...' Smeekte hij.
Ik was er nu toch? Waarom zou ik weggaan?
Meer pijn, zoveel meer pijn.
Ik gilde, schreeuwde, worstelde in zijn armen.
Het hielp niet, de pijn ging niet weg.
Het werd juist erger, veel erger. Het verspreidde zich razendsnel als een groeiend vuur.
Het stopte niet, ging niet weg. Ik wenste dat ik terug kon naar een tijdje geleden. Toen het nog stil en saai was, zonder pijn. Er was niets, er was rust, maar tenminste geen pijn.
Want deze pijn...het was allesoverheersend.
In mijn gedachten was er geen ruimte voor wat dan ook. Het was ik en de pijn, de pijn en ik.
Meer niet, dat was het.
Het was alles waar ik aan kon denken; de pijn.
Die verschrikkelijke pijn! Ik schreeuwde het weer uit, graaide naar iets, wat dan ook. Ik werd gek van de pijn. Het moest, weg, weg, weg!
