'Er is iets dat ik moet weten.' Ik had al te lang zitten treuzelen, het was onmogelijk om er nog langer omheen te draaien. 'Wat is er gisteren precies gebeurd?' Nu kon ik niet meer terug.
Voor mijn gevoel had ik het afgelopen uur honderden vragen gesteld, die Mason allemaal geweigerd had te beantwoorden. Waarom deed hij zo geheimzinnig, wat had hij te verbergen? Alles aan deze ontmoeting was onverstandig. Ik liep in een verlaten woud - dat overigens steeds donkerder begon te worden - met een vrijwel onbekende man die beweerde dat hij "gevaarlijk" was. Waar was mijn gezonde verstand gebleven?
'Bedoel je...' Hij boog zich dichter naar me toe, waardoor onze lippen slechts een paar centimeter van elkaar verwijderd waren, 'toen je me kuste?'
Kon ik even dramatisch flauwvallen? Dat zou het leven namelijk zoveel gemakkelijker maken nu. What the actual f*ck had ik gedaan? Hij meende dit sowieso niet serieus, dit moest een grap zijn. Want dat was iets wat ik never-nooit-niet zou doen. Toch?
'Ik geloof je niet.' Ik schudde vastbesloten mijn hoofd, 'je houdt me voor de gek.'
Maar Mason lachte niet, er verscheen niet eens een arrogante grijns op zijn gezicht. Hij was bloedserieus. 'Over zoiets maak ik geen grappen.' Door zijn afkeurende toon wilde ik me het liefst achter een boom verstoppen, of in ieder geval wat takken voor mijn gezicht houden. Dit was precies zoals vijftien jaar geleden, toen ik aan een dikke vrouw had gevraagd of er ook 'baby's in haar buik zaten'. Dit was echt net zo ongemakkelijk.
'Ik weet dat jij het ook voelt. Die "connectie" tussen ons, of wat het ook mag zijn.' Aan de ene kant wilde ik dat hij stopte met praten, dat hij zijn mond hield over het mysterieuze gevoel van verbondenheid. Want zolang ik het negeerde en het weigerde te accepteren, kon ik doen alsof het niet bestond, wat beter was dan het andere alternatief.
'Ik wil er niet over praten', zei ik snel. Ik kon dit niet aan, niet nu. Ik had nooit met hem moeten afspreken, dit was het slechtste idee ooit. 'Weet je dat zeker?' vroeg hij, 'want gisteravond wekte je nog een hele andere indruk.' Het was flauw dat hij mijn onwetendheid nu tegen me gebruikte. 'Waar heb je het over?' Ik begon een beetje geïrriteerd te raken. Als hij het er dan zo nodig over wilde hebben, kon hij beter gewoon direct duidelijk zijn in plaats van er omslachtig omheen te draaien zoals hij nu deed.
'Jij kwam naar mij toe, half dronken waarschijnlijk, aangezien je maar door bleef gaan over onze "lotsbestemming" en de bemoeienis van de Goden.' Hij sloeg zijn armen over elkaar, 'en jij was degene die begon over een mysterieuze verbondenheid.' Hij bleef even stil zodat ik zijn woorden tot me door kon laten dringen. 'En het vreemde is nog wel, dat ik denk dat je gelijk hebt. Want ik draaide gisteravond ook door, bijna alsof een andere versie van mezelf het van me overnam. Voordat ik je ontmoette, had ik nog nooit gehoord van het woord 'mates', toch kreeg ik het in mijn hoofd om tegen je te zeggen dat je bij me hoort.'
We staarden elkaar voor mijn gevoel minuten lang aan, alsof we beide niet konden geloven dat we het hier echt over hadden. Dat we een gesprek voerden over zielsverwanten, lotsbestemmingen en 'mates', wat dat woord ook mocht betekenen.
'Wat betekent dit?' vroeg ik me hardop af, 'en wat moeten we hiermee?' Want net doen alsof dit niet gebeurd was voelde vreemd genoeg verkeerd. 'Want dit is toch onzinnig? Waar hebben we het eigenlijk over? Ik was dronken en raaskalde maar wat en jij gebruikte een vreemd woord, so what? Misschien betekent het wel helemaal niets, was gisteren slechts een ietwat vreemde avond.' Ik kon niet van het ene op het andere moment in magische dingen gaan geloven, er moest een logische verklaring zijn voor ons gedrag. 'En dat gevoel...' Ik bloosde, 'waarschijnlijk voelen we ons gewoon tot elkaar aangetrokken, dat is alles.'
Ik keek hem aan, probeerde in te schatten of hij achter deze redenatie stond. Maar zijn blik was ondoorgrondelijk, wazig zelfs, alsof hij er niet meer helemaal bij was. Het liefst wilde ik iets zeggen, hem wakker schudden uit zijn aparte 'trance', maar toen ik mijn mond opende werd ik overrompeld door mijn eigen gedachten.
'Zeg het', fluisterde hij terwijl terwijl hij zijn handen veel te langzaam over mijn lichaam liet glijden. Zijn blik was om gek van te worden, zijn ogen intens, van vloeibaar goud en met een wilde fonkeling. Hij verplaatste zijn lippen naar mijn nek, maar raakte niet een keer mijn huid. Hij kwelde me met zijn warme adem, wat voelde als de meest tedere aanraking. Hij plaagde me, deed dit expres om me gek te maken. En het werkte, mijn ademhaling versnelde, mijn verlangen naar hem werd ondraaglijk. '
Zeg het', herhaalde hij weer. Hij boog zich over me heen, ik voelde zijn gewicht op me rusten. 'Mason...' kreunde ik zacht. Ik wist precies wat hij wilde horen, maar was nog niet bereid hem te geven wat hij van me verlangde. Dus hield ik mijn lippen stijf op elkaar geklemd, wat hem alleen maar boos maakte.
Ruw greep hij mijn handen vast en bracht ze boven mijn hoofd, 'zeg dat je van mij bent!' Ik zweeg, puur om hem te pesten. Ik wist dat ik hem te pakken had, dus daagde ik hem nog verder uit en keek hem ondeugend aan. Hij gromde en duwde me harder tegen het matras, leunde zwaar op mijn lichaam. 'Zeg het!' gromde hij voordat hij vol agressie zijn lippen op de mijne drukte. Hij kuste me, beet me zachtjes in mijn nek. Aan zijn smeulende blik zag ik dat hij me het liefst wilde verslinden.
Want in zijn ogen lag een onstilbare honger.
Ik deinsde achteruit, geschrokken door de plotselinge beelden die door mijn hoofd schoten. Het voelde zo echt, zo realistisch, als vergeten herinneringen die nu weer naar boven kwamen. 'Wat...' Maar mijn stem stierf weg toen ik Masons gezicht zag. Hij keek me doordringend aan, bijna alsof hij me nu pas voor het eerst echt zag. 'We waren verliefd?' Hij zei het vragend, alsof hij bij mij wilde checken of het echt zo was. Maar ik wist niet wat ik moest zeggen. Dit was niet de logische verklaring waar ik op gehoopt had. In plaats daarvan waren mijn gedachten nog chaotischer geworden. Wat moest ik hiermee?
'Er moet een reden voor zijn', bracht ik gehaast uit, 'want dit, wat "dit" ook was, is gewoon niet logisch.' Het liefst wilde ik zoveel mogelijk afstand tussen ons creëren. Ik had helemaal geen behoefte aan magische mysteries, ik wilde gewoon een nieuw kunstwerk maken en genieten van mijn rust. 'Maar wat als de verklaring helemaal niet logisch is?' mompelde hij zacht, 'wat als dat half-dronken idee de waarheid blijkt te zijn?'
Maar ik schudde mijn hoofd. 'Dat kan gewoon niet, dat soort dingen bestaan niet.' Ik al mijn wanhoop en frustratie begon ik te lachen, 'we zitten toch niet vast in een sprookjesboek.'
Of toch wel?
Ik hoop dat jullie hebben genoten van dit hoofdstuk en dat jullie allemaal een onwijs leuk weekend hebben gehad! Voor mijn verjaardag ben ik lekker naar Mamma Mia de musical geweest (mega leuk, moet je echt een keer naartoe gaan) dus ik had niet heeeel veel tijd om aan een nieuw hoofdstuk te werken. Wat vonden jullie van deze plotselinge wending? En de herinnering die naar boven is gekomen? Zal April de waarheid accepteren of niet? Let me know, want ik ben enorm benieuwd naar jullie ideeën!