Dit was niet mijn zoektocht, maar de zijne. Hij zou er een seconde over kunnen doen, maar ook een week of misschien zelfs jaren. Het was de enige manier, want als hij zichzelf niet kon accepteren, als hij geen vrede kon sluiten met het licht in hem, dan was hij een te groot gevaar om los te laten op deze wereld. Alleen zo kon ik hem en de mensheid redden. Kon ik hem redden van zichzelf. Nu konden we alleen nog afwachten en hopen dat hij zijn verlossing zou vinden en zou terugkeren als de God die hij ooit was. Ik zou in ieder geval op hem wachten, al duurde dat een eeuwigheid.
Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.
Ik had nooit verwacht dat ik hier nog eens terug zou komen, dat ik onder de stralende poort van het Godenrijk door zou lopen en de Gouden Stad nog eens zou mogen aanschouwen. Door mijn vloek had ik afstand gedaan van dit leven, van mijn goddelijke kant en was ik herboren als mens en later als weerwolf. Het lot heeft mij teruggebracht... Maar was dit wat ik wilde? Was ik klaar voor dit leven en had ik het vorige wel echt afgesloten? Omega legde zijn hand op mijn schouder en keek me doordringend aan, alsof hij wist waar ik aan dacht. 'Wanneer hij ontwaakt zul je het weten. Je kunt niet langer aan zijn zijde zitten en over hem waken, het is tijd Luna.' Ik zuchtte en maakte mijn blik van de oneindigheid onder me, de wereld die we achter hadden gelaten leek verder weg dan ooit. Zie ik je ooit weer terug? De Goden bewandelden niet vaak meer de wereld van de mensheid. Vanaf deze plek adviseerden we en waakten we over hen die dat nodig hadden, iets dat met de tijd minder werd. Mensen begonnen hun geloof in ons te verliezen of waren onze namen allang vergeten, hadden ons samengevoegd in één alwetende God die ons allen representeerde. Het had iets vreemds dat ze invloed hadden over onze politiek terwijl wij almachtig waren en begift met grote gaven en krachten. Maar ook dat zei niet alles natuurlijk. 'Je hebt gelijk', fluisterde ik terwijl ik me omdraaide in de richting van mijn toekomst. We daalden de vele treden af van de trap die ons naar de rand van de stad zou leiden, met iedere stap die ik zette voelde ik de last op mijn schouders zwaarder worden. Zwijgend liepen we langs bomen van kristal en beelden van goud, zoals alles hier van glinsterend goud was gemaakt. Deze stad was zo puur als de eerste zonnestralen, zo mooi en onwerkelijk als een droom en terwijl ik om me heen keek besefte ik weer waarom deze plek me de adem kon benemen en me het gevoel kon geven dat ik voor eeuwig gevangen zou zitten in deze pracht en praal. Goden waren zo oneindig als het universum, het leven zelf kon soms saai te worden als iedere dag perfect was. 'Wat is het stil hier', fluisterde ik toen we door de straten van de Gouden Stad liepen. Normaal was dit het kloppende hart van onze wereld, nu was er niemand te bekennen. Wat was er aan de hand? Omega was op zijn hoede en liet zijn blik over het lege plein glijden. Ik stapte op de Fontein des Levens af, die normaal altijd rijkelijk stroomde en een ontmoetingsplek was van vele Goden. 'Hij stroomt niet', mijn adem stokte in mijn keel toen ik naar de fontein staarde. De steen waar het van gemaakt was, was gebarsten en leek dof. Het was alsof al het leven eruit gezogen was. Ik keek op naar het paleis dat voor ons lag, er waren geen wachters bij de poort, geen giechelende dochters van Aphrodite op de trappen of in de voortuinen. Alles leek uitgestorven. 'Kom!' Ik begon naar het paleis te rennen en smeet de loodzware deuren open, ook de ontvangsthal was leeg. Met grote ogen liep ik rond door de gangen van het kasteel dat ooit mijn thuis was geweest. Omega volgde me al net zo verbaasd, alsof hij ook al niet kon geloven dat dit werkelijkheid was. Ik twijfelde toen ik bij de deuren van de troonzaal kwam, wat als ik daar ook niets meer dan leegte zou aantreffen? Ik zocht steun bij Omega, die me bemoedigend toeknikte. Ik slikte en legde mijn hand op de deurklink die de kop van een leeuw had, met moeite kreeg ik hem open. Ik haalde diep adem en durfde op te kijken naar de tronen die op de verhoging stonden. De oppergoden die er normaal zaten, waren nu nergens te bekennen. De troonzaal was al net zo verlaten als de rest van het paleis. Ik liep naar voren en knielde neer, 'wat is er gebeurd?' mijn stem stierf weg. 'Selene?' Ik schrok en draaide me om naar de plek waar de stem vandaan kwam. Zeus kwam op me af strompelen, leunend op een oude stok. Hij keek me aan alsof ik een geestverschijning was. 'Zeus?' Ik kwam overeind en snelde op hem af, ondersteunde hem en hielp hem naar zijn troon. 'Waar is iedereen?' vroeg ik hem toen hij eenmaal zat, het onderwerp van mijn naam tijdelijk ontwijkend. 'Ze zijn in Gaia's tempel', fluisterde hij moeizaam. 'Waarom? Wat is er aan de hand?' wilde ik weten, maar de Oppergod sloot zijn ogen en was in diepe gedachten verzonken. Gaia was de oermoeder van alle Goden, zij ontstond na Chaos en kwam nog voor de Titanen - waar mijn vader en moeder toe behoorden - en de Olympiërs, waar Zeus één van was. Dat iedereen zich in haar tempel verschool, betekende niet veel goeds. 'Het duister is gekomen en zelfs Nyx en Erebus konden het niet terugdringen...' Onbewust vroeg ik me af of dit iets met Mason te maken had en het duister dat hij had toegelaten in zijn hart. Wat als hij zich niet alleen tot de sprookjeswerelden had gericht, maar ook tot het Godenrijk? 'Het is verjaagd', mompelde ik meer om mezelf te overtuigen dan hem, 'het zit opgesloten.' Maar ik was niet overtuigd van mezelf. Wat als dit vele malen sterker was dan ik dacht? Wat als het niet genoeg was wat ik had gedaan? Als zelfs Nyx en Erebus ertegenop konden, moest het wel heel krachtig zijn. 'Wat bedoel je Selene?' Zijn ogen stonden vol hoop en nieuwsgierigheid. Ik kromp ineen onder die blik en de naam die hij genoemd had, 'ik word niet langer aanbeden onder die naam', bekende ik zacht, 'mijn naam is Luna.' Het was alsof ik hem een stomp in zijn gezicht had gegeven. Hij hervond ergens de kracht om op te staan en torende hoog boven me uit, een aloude macht golfde van hem af en bracht me op mijn knieën. 'Hoe durf jij een andere naam te accepteren en afstand te doen van alles wat je voorouders opgebouwd hebben.' Met betraande ogen keek ik naar hem op, 'maar wat kon ik anders? Ik kon mijn ogen niet sluiten voor degenen die mijn bescherming nodig hadden.' Zijn ogen spuwden vuur, 'door je eigen toedoen zijn ze je vergeten en daardoor ben jij jezelf vergeten!' Ik schudde mijn hoofd en vocht tegen de drang nog dieper te buigen, 'ik heb mijzelf juist hervonden! En dat zouden jullie ook moeten doen', kaatste ik terug met meer woede dan ik voor mogelijk had gehouden. 'Ik ben decennia lang mens geweest, heb vele paden bewandeld en verschillende levens geleid, ik ken mijn volk, ik ken de mensen die mij dag en nacht aanbidden als de Godin die ik ben geworden. Ik ben niet vergeten, ik heb me aangepast. En dat is precies wat mij anders maakt. Ik verschuil me niet achter gouden poorten, ik was daar en ik vocht tegen alles wat slecht was!' Maar de Oppergod liet zich niet klein praten, hij was mijn verleden niet vergeten. 'Deze dwaze gedachten hebben je meegesleurd de ondergang in, die vloek was je verdiende loon. Toen was je niet welkom en ik zie niet in waarom nu wel.' Hij greep zijn stok stevig beet en beende weg uit de troonzaal, de zware deuren vielen met een klap achter hem dicht. Omega keek me geschrokken aan en ik keek angstig terug. Wat stond ons te wachten als we hier niet welkom waren?
Welkom in het Godenrijk lieve lezers van me! Zijn jullie ook zo benieuwd hoe het verder zal gaan? En voordat jullie denken: dit weten we al... Die vloek is uitgesproken voordat Luna geboren werd als de Luna uit het allereerste sprookje. Die vloek is namelijk de reden dat dit verhaal begon waar het ooit begon, met een "er was eens, er was eens". Of herinneren jullie hoofdstuk 1 niet meer? Ik ben benieuwd of jullie kunnen raden waarom die vloek ooit is uitgesproken en ze dus telkens herboren werd. Laat het me maar weten door een reactie achter te laten! Xxxxx