Elektrisch geladen

607 18 13
                                    

Er was iets anders aan hem. Er was een zekere afstand, die zelfs voelbaar was in de lucht. Hij leek boos, geïrriteerd zelfs, al had ik geen flauw idee waarom. Misschien omdat ik al dagen zijn berichten had genegeerd? Zonder me een blik waardig te keuren of ook maar iets te zeggen was hij mijn appartement binnengedrongen. Nu stond hij op dezelfde plek waar ik een paar seconden geleden nog had gestaan, bij het raam. Hij keek naar buiten, naar de lucht en de dreigende wolken.

Zou hij zich hetzelfde afvragen? Zou hij naar de donkere hemel kijken en zich afvragen of de Goden op ons neerkeken en ons wilden straffen? Dat was namelijk wat ik voelde. Alles aan deze situatie klopte niet, het voelde gewoon verkeerd. Mason en ik hoorden niet in dezelfde ruimte te zijn, het verstoorde de balans van het grote alles en niets. Deze gevoelens waren te sterk, te aanwezig, ze moesten wel gevaarlijk zijn.

'Waarom zeg je niks.'

Mijn stem liet hem verstijven, alsof hij schrok van het geluid. 'Waarom zeg jij niks?' Hij stelde mij precies dezelfde vraag zonder er eerst zelf antwoord op te geven. Ik klemde mijn kaken op elkaar, ik vond zijn hele mysterieuze attitude maar irritant. Waarom ontweek hij al mijn vragen? Dat had hij tijdens onze zeer ongemakkelijke boswandeling ook al gedaan. Ik wist dat hij dingen te verbergen had, anders zei je niet dat je "gevaarlijk" was, maar om zo'n simpele vraag te ontwijken...dat sloeg oprecht nergens op.

'Je wilde toch met me praten?' vroeg ik voorzichtig. Mijn hartslag ging ondertussen als een gek tekeer, als het nog harder zou kloppen zou het waarschijnlijk ontploffen. Hoewel ik het liefst de afstand tussen ons wilde bewaren, zette ik toch een stap in zijn richting. Het voelde vreemd om zo ver uit elkaar te staan. Onpersoonlijk. Daarnaast kon ik de aantrekkingskracht tussen ons niet negeren. Het trok aan me, trok me dichter naar hem toe. Weer verstijfde hij, alsof hij voelde dat ik dichterbij kwam. Toch keek hij me nog altijd niet aan, hij bleef naar buiten staren.

'Mason?' Ik probeerde zijn aandacht te trekken. Hij maakte me zenuwachtig. Wat was er en waarom deed hij zo vreemd? Ik zette nog een stap in zijn richting, probeerde heel langzaam de afstand tussen ons te verkleinen. De spanning was voelbaar, alsof de elektriciteit die tussen ons steeds sterker werd. Ik kon zelfs zweren dat ik het hoorde knetteren in de lucht. Hij ademde scherp in, balde zijn handen tot vuisten. 'Blijf. Staan.' Ik schrok van de plotselinge agressie in zijn stem. Schrok van de rauwe dierlijkheid, alsof hij naar me gromde. 'Wat is er? Waarom doe je zo?' Ik trok zijn vreemde gedrag totaal niet. De hele situatie tussen ons was al vaag, hij hoefde het niet nog vager te maken. 

'Kon ik je dat maar vertellen', fluisterde hij terwijl hij met zijn vingers over mijn dichtgeslagen kladblok streelde. Nu kon ik me niet langer verroeren, voornamelijk uit angst. Hij zou toch niet naar mijn tekeningen kijken. Dat deed hij natuurlijk wel. Voorzichtig pakte hij het boek op, alsof hij wist hoe waardevol het voor me was. Hij sloeg het open, bladerde er zwijgend doorheen. Ik kon zijn gezichtsuitdrukking nog altijd niet zien, aangezien hij zijn rug naar me toegekeerd had. 

'Heb jij dit gemaakt?' vroeg hij me. Hij klonk wat rustiger, alsof mijn tekeningen een afleiding waren die hem konden kalmeren. Ik zag daarin mijn kans en benaderde hem nog altijd uiterst voorzichtig. Hij was net een wild dier, dat opgesloten zat in een veel te kleine kooi. 'Het is...' Hij maakte zijn zin niet af. 

Ik was inmiddels naast hem komen staan en pakte het kladblok van hem aan. 'Gestoord?' vulde ik aan. God, wat was dit gênant. Hij had de tekening bekeken waarvan ik hoopte dat hij hem niet zou zien. 'Vreemd?' vroeg ik hem, terwijl ik hem nog altijd niet aan durfde te kijken. In plaats daarvan staarde ik naar schetsen in mijn handen. Ik had hem getekend. Halfnaakt, in een bos, met om hem heen een roedel wilde wolven.

Altijd wolven...

'We moeten hierover praten April.' Ik zuchtte en legde het kladblok weer neer op de vensterbank. 'Ik weet niet of ik dat wel kan. Dit, wat er tussen ons is, het beangstigd me Mason. Jij beangstigd me. Hoe kan het in godsnaam dat het voelt alsof ik je al een eeuwigheid ken, dat we samen een geschiedenis delen die volkomen onzinnig is. Wat ik zag, die "beelden" van ons, wat was dat?' 

Ik keek hem aan. Keek in zijn donkere ogen, zoekend naar het fonkelende goud dat ik eerder had gezien. Als een gloeiend licht in de duisternis. Als sterren in de nacht. 'Maar wat dan? Wat als we dit negeren, net doen alsof deze verbondenheid tussen ons niet echt is. Kun jij dat dan? Want ik kan dat denk ik niet.' Hij reikte naar mijn hand, verstrengelde onze vingers. Ik voelde zijn huid tegen de mijne, voelde de mysterieuze connectie tussen ons sterker worden.

Je zit in al mijn gedachten...

Hij sprak zonder woorden te gebruiken. Toch was het net zo luid en duidelijk. Het weerklonk in mijn hoofd, in het diepste van mijn ziel. 'Het voelt alsof ik je eindelijk terug heb gevonden, al slaat dat gevoel nergens op', mompelde hij half in gedachten. 

Ik slikte, wat moeizaam ging, aangezien mijn keel plotseling kurkdroog was. 'Ik begrijp het gewoon niet', bekende ik zacht, 'en aan de ene kant wil ik het ook helemaal niet begrijpen. Wil ik onwetend blijven.' Hoofdschuddend maakte ik me van hem los, wat onmiddellijk een gevoel van leegte in me losmaakte. 'Ik denk dat we inderdaad moeten praten over wat er tussen ons voorgevallen is. Maar ik denk ook dat we realistisch moeten blijven Mason. Die avond in The Wolf Cage, was ik dronken en ik heb er een heleboel onzin uit gegooid over 'lotsbestemmingen' en 'verbondenheid', maar ik weet niet of ik daar wel in geloof. Ik was gewoon dronken, meer niet. En dat in het bos...' Ik zuchtte, ging op de bank zitten en klemde mijn hoofd tussen mijn handen. 'Dat was gewoon raar.' 

Hij kwam naast me zitten. Net ver genoeg zodat we elkaar niet aanraakten, net dichtbij genoeg zodat ik zijn aanwezigheid kon voelen. 'Je was inderdaad dronken en wat je zei sloeg helemaal nergens op. Maar ik bleef over je woorden nadenken en hoe langer ik dat deed, hoe logischer het allemaal werd. En toen was er dat moment in het bos.' Hij pakte mijn hand weer, boog dichter naar me toe zodat we elkaar recht aan konden kijken. 'En ik ontdekte dat er misschien wel meer is in dit leven. Dat er onverklaarbare dingen zijn, die onzinnig lijken. Dat we wellicht hier zijn met een reden, dat we vorige levens kunnen hebben.' Hij bracht zijn hand naar mijn gezicht, veegde liefdevol een verdwaalde pluk haar weg. 'Vind je dit echt zo verkeerd voelen dat je ervoor wilt vluchten?' 

Nee. Natuurlijk niet. Dit gevoel...het was het beste, meest oprechte gevoel dat ik in tijden had ervaren. Ik kwam tot leven bij hem, voelde me meer mezelf dan ooit. Maar wie was ik eigenlijk?  Want het dubbele was, dat dit ook zoveel vragen en onzekerheden veroorzaakte. Het liet me twijfelen over alles, over mijn hele bestaan. Het bracht mijn wereld, de wereld die ik kende en die me vertrouwd was, aan het wankelen. Want dit gevoel omarmen, betekende ook dat ik alles moest verwerpen waar ik daarvoor in geloofde. Het betekende dat mijn realiteit, mijn waarheid, niet langer "echt" was. Het betekende dat er meer was...dat magie, zielsverwantschap...dat die dingen bestonden. 

En ik wist niet of ik daar wel klaar voor was. Of ik dat wel toe wilde laten in mijn leven. 

TAM TAM TAM... Wat vonden jullie van dit hoofdstuk? Willen jullie ook het liefst naar April schreeuwen: "doe niet zo moeilijk! Accepteer gewoon dat de wereld veel cooler is dan je dacht!" Maar begrijpen jullie ook haar angst? En het gevoel dat er iets duisters en gevaarlijks op de loer ligt als ze dit allemaal accepteert? Let me know wat jullie ervan vonden!! 




True Wolfs Mate (16+) SLOWLY EDITINGWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu