We staarden elkaar allemaal bewegingsloos aan, allemaal geschokt door wat er zojuist was voorgevallen. Mason had me losgelaten en was half struikelend achteruit gelopen - bij mij vandaan - zijn blik was ondoorgrondelijk, alsof hij een masker had opgezet dat heel de wereld buitensloot. Ik merkte, voelde, dat er honderden gedachten door hem heen gingen en dat hij zijn emoties amper onder controle had.
Ondertussen bleef ik de scène keer op keer herhalen in mijn hoofd, alsof ik een mentale afstandsbediening had waarmee ik kon terugspoelen naar het verleden. Toch werd ik niet echt veel wijzer van het 'over-analyseren', integendeel zelfs, het maakte alles juist nog ingewikkelder.
Want ik voelde Mason alsof hij een onderdeel van mijzelf was, alsof mijn ziel zich met de zijne verstrengeld had. En door die plotselinge verbondenheid, was er iets in mij ontwaakt, iets onnatuurlijks dat er niet hoorde te zijn, een monsterlijk wezen dat blijkbaar al die tijd in mij had gezeten. Als een sluimerende tweede persoonlijkheid die zich nu kenbaar maakte.
Maar die bewustwording was op zichzelf al vreemd, want het kon gewoon niet.
En om die reden, begreep ik er niets van. Ik had mijn eigen emoties net zo slecht onder controle als Mason. Want waarom had hij net zo heftig en vreemd gereageerd? En waarom had ik het toegelaten? Wat zouden Lynn en Alec wel niet denken? Ik durfde ze in ieder geval niet aan te kijken...
'April, gaat het?' Alec raakte voorzichtig mijn arm aan, waardoor ik opschrok uit mijn gedachten.
Ik knipperde met mijn ogen om de tranen tegen te houden en schudde mijn hoofd. Het ging helemaal niet. Want onder mijn huid hield een monster zich verscholen, een wezen dat nu dreigde mijn lichaam over te nemen om naar buiten te komen. Ik kon voelen hoe het verlangde naar vrijheid, naar bloed, naar wraak. En ik wist niet of ik het kon beheersen. Of er überhaupt wel iets was om te beheersen, of dat ik gek was geworden en dingen voelde die ik eerder onderdrukt had.
'Wil je me alsjeblieft naar huis brengen', smeekte ik Alec zachtjes zodat de rest het niet kon horen. Hij knikte en sloeg bezorgd een arm om me heen, 'je rilt helemaal, laten we naar binnen.'
'Wacht!' Masons blik vond de mijne weer. 'Ik...' Maar hij maakte zijn zin niet af, kon hem ook niet afmaken omdat Alec hem ruw onderbrak. 'Wij gaan Mason, we hadden hier nooit naartoe moeten komen. Wees voor een keer verstandig en laat ons nu gewoon met rust, ik weet niet wat je net bezielde, of wat er met je aan de hand is, maar het is niet oké.' Hij had gelijk, het was inderdaad niet "oké", maar de gedachten die nu door mijn hoofd raasden waren dat ook niet. Dus toen Alec door wilde lopen, weigerde mijn lichaam in beweging te komen.
Zijn ogen.
Ik kon niet loslaten wat ik gezien had, wat nu voor eeuwig in mijn geheugen gegrift stond. Want hoewel zijn ogen nu weer menselijk leken, kon ik de wolf in hem nog altijd zien en zag ik het goud nog steeds vaag branden in zijn duistere blik. Hij was de gezichtsloze onbekende die me achtervolgde in mijn slaap, die ronddwaalde in mijn gedachten en mijn hart in een ijzeren greep hield. Hij was de onbegrijpelijke pijn en eenzaamheid die ik gevoeld had de afgelopen jaren.
Hij was de wolf. Mijn kunstwerk, mijn mate. Precies zoals hij zelf net ook gezegd had.
En ik wist dat hij hetzelfde meemaakte, dat er in hem ook iets ontwaakt was. Maar hoewel die realisatie langzaam tot me doordrong, probeerde ik hem ook direct weer te verdringen, omdat het te bizar en onwerkelijk was. Omdat het gewoon niet kon. Zielsverwanten bestonden niet en hij kon al helemaal niet die van mij zijn. Of wel?
'April?'
Het moment dat Alec mijn aandacht probeerde te krijgen, verdween de verbondenheid die er even tussen mij en Mason was geweest. De connectie was verbroken, een deel van mijn ziel weggerukt. Alsof ik een paar seconden lang "compleet" was geweest en nu weer terugkeerde naar een slap aftreksel van mezelf.
Maar hoewel dat pijnlijk was en me vanbinnen in tweeën scheurde, was ik ook opgelucht, omdat het duistere monster onder mijn huid ook verdwenen was, samen met het gevoel van nervositeit en waanzin. Ik was weer normaal. Wat dat ook mocht betekenen.
Dus haalde ik diep adem en dwong ik mezelf in beweging te komen. Ik loet me door Alec meevoeren naar buiten, weg van de drukke club, weg van de dronken mensenmassa en weg van de man die weleens de liefde van mijn leven kon zijn.
Wat zou April bedoelen met het 'monsterlijke wezen onder haar huid'? Betekent dit dan dat April en Mason toch niet volledig menselijk zijn? Dat de Goden hebben gelogen? Ik ben benieuwd naar jullie ideeën!