Jij en ik, ik en jij

1.3K 90 5
                                        

Mijn innerlijke zelf omarmen bleek zoveel makkelijker dan ik had verwacht. Het was als het omzetten van een lichtschakelaar, in één seconde was het gebeurd. Het enige wat ik hoefde te doen was mezelf accepteren voor wie ik werkelijk was, meer niet. Geen magisch vuurwerk, geen uitbarsting van licht, niks. 'Vreemd', mompelde ik, nog altijd mezelf en toch ook weer niet.
Want hoewel ik uit hetzelfde paar ogen naar de wereld keek, was ik toch veranderd toen ik in de spiegel naar mezelf keek. Net zoals Alpha in de tussenwereld, straalde ik iets puurs uit, had ik een glinstering in mijn ogen en leek mijn huid bovenaards te gloeien. Het was zoals ik me een engel zou voorstellen, ik was echt goed. Tenminste, zo zag ik er nu uit. Verder was er niets anders aan mijn uiterlijk, was ik echt nog gewoon April. Luna. Het was niet langer een klein stemmetje in mijn hoofd dat me verbeterde, het was mijn eigen gedachte. Het kwam van mezelf.
Als goddelijk wezen, leek ik te zweven door de ruimte, bewoog ik me gracieuzer en vederlicht.
Was dat hoe vlinders zich voelden? Ik boog me over Alec's lichaam heen en kuste hem op zijn wang, het was niet dat ik zeker wist dat het ging werken. Het was een soort instinct, een gevoel dat me vertelde wat ik moest doen. Hij verstijfde en schokte, een seconde later vlogen zijn ogen open en greep hij me schreeuwend vast, alsof hij deels nog vastzat in zijn nachtmerrie.
Heel langzaam begon het tot hem door te dringen waar hij was, hij beefde en klappertandde, maar wist zich wel een beetje te ontspannen. 'God, dat was vreselijk', verzuchtte hij terwijl hij achterover leunde in de vele kussens. Zijn intense blik ging over mijn gezicht en lichaam, 'Luna?' Zijn ogen werden groot toen hij me herkende als de Godin en niet als April, het meisje dat ik eerst was. Mijn glimlach was warm als de zon zelf en ik knikte, denkend aan hoe ik Alpha had aangegaapt en gevraagd had of hij het werkelijk was. 'Ik weet dat het lang geleden is, maar ben ik dan zo veranderd?' Knipogend herhaalde ik zijn woorden. Ondanks de hele situatie, kon hij er toch om lachen. 'Jeetje Luna...' Hij schudde ongelovig zijn hoofd, 'ik had nooit gedacht jou hier aan te treffen, het is echt lang geleden.' Het voelde vreemd om zoveel personen in één te zijn, zoveel levens geleefd te hebben. Ik had meer herinneringen dan wie dan ook, meer momenten beleefd, pijn geleden en lief gehad dan iedereen die rondliep op deze wereld.
Behalve Mason dan...
Het was lastig om hem nu nog te zien als Mason, dat was hoe ik hem had genoemd als April. Maar nu ik weer Luna was, zag ik hem als Alpha, degene die hij werkelijk was. En het bezorgde en steek in mijn hart dat hij zichzelf en anderen zoveel pijn en verdriet had gedaan. Ik had er voor hem moeten zijn toen hij me nodig had... 'Wat nu?' Dat was de vraag die ik mezelf ook stelde en die tot nu toe nog onbeantwoord was. Ik wist niet wat ik moest doen of wat de juiste stap was om te zetten, ik wist slechts dat het niet langer zo door kon gaan en Alpha verlost moest worden. 'Nu ga ik mijn zielsverwant redden', zei ik zelfverzekerd. Hij keek me aan alsof dat het raarste idee was dat hij ooit gehoord had, 'redden? Bedoelde je niet verslaan, straffen of doden? Na alles wat hij je heeft aangedaan wil je hem nog steeds helpen?' Hij kon het niet geloven. Maar ik knikte en pakte zijn hand vast, keek in zijn ogen en zocht daar naar Omega. 'Hij is je broer Omega en ik weet dat je net als ik van hem houdt.' Hij sloeg zijn ogen neer, alsof hij zich schuldig voelde. 'Hij is al een eeuwigheid in pijn, natuurlijk wil ik hem helpen.'
'Ik ben niet langer Omega, ben niet de God die ik ooit was Luna.' Hij durfde mijn blik niet te kruisen. 'Zijn wij niet allemaal veranderd?' stelde ik, 'wat je ook hebt gedaan en op je geweten hebt, ik geloof niet dat het onvergeeflijk is.' Beneden hoorde ik de voordeur open en dichtgaan.
Het was tijd. 'Zowel ik als je broer heeft je nodig. Niet als Alec, maar als Omega', vervolgde ik terwijl ik naar de deur van de kamer liep, ik bleef staan in de deuropening. 'Het is je eigen keuze.'
Toen ik op de trap stond en hem achter me aan hoorde komen, glimlachte ik. 'Goed dan!'
Lynn had ons gehoord en kwam ook vanuit het niets tevoorschijn om zich bij ons te voegen, 'ik kan niet geloven dat dit nu echt gaat gebeuren', grinnikte ze alsof dit iets vermakelijks was, 'het is eeuwen geleden dat we een godenruzie konden aanschouwen, ik weet zeker dat onze broeders en zusters mee zullen kijken vanaf daarboven.' Ik rolde met mijn ogen en wist dat ze gelijk had, waarschijnlijk zouden er zelfs weddenschappen gehouden worden met de meest belachelijke inzetten. Ik liep de woonkamer in en keek om me heen, Mason was nergens te bekennen. Wel stonden de buitendeuren wagenwijd open, hij moest daardoor naar de tuin zijn gegaan. 'Mason', riep ik terwijl ik langzaam naar buiten ging. Ik zag hem staan bij de vijver, onbeweeglijk staarde hij in het water. Hij keek niet op, zelfs niet toen ik naast hem kwam staan.
'Kijk me alsjeblieft aan', fluisterde ik tegen hem. Toen hij dat niet deed, raakte ik zijn arm aan, waarvan hij opschrok. Hij ontwaakte uit zijn trance, pikzwarte ogen vonden de mijne en lieten de rillingen over mijn rug lopen. Hij was veranderd, zowel vanbinnen als vanbuiten. Dit waren demonische ogen die me aanstaarden, al het licht was eruit gezogen. Het was alsof hij me niet herkende, tot er een duivelse grijns op zijn gezicht verscheen. 'Luna...' De helft van zijn gezicht leek langzaam af te brokkelen, alsof hij van steen was en nu verpulverd zou worden door de duisternis. 'Het werd tijd dat je je ware gezicht zou tonen.' Hij klonk niet zoals ik me herinnerde, als ik naar hem keek was er nog iets te zien van de persoon die hij ooit geweest was, maar dat was ook alles. Verder was hij een complete vreemdeling voor me geworden. 'Waarom?' vroeg ik hem zacht. Hij lachte me uit in mijn gezicht, 'omdat ik het zat was altijd maar in jouw schaduw te staan, om een eeuwigheid naar je te moeten zoeken en iedere keer weer achter gelaten te worden in pijn. Ik had dit nodig om de dingen te veranderen, om de God te worden die ik altijd al had moeten zijn. Zodat we gelijken konden zijn en zij aan zij konden heersen.' Zijn blik verzachtte en hij raakte mijn wang aan, 'ik wilde gewoon voor eeuwig samen zijn, zonder bedreigingen, zonder vloeken. Gewoon jij en ik, ik en jij.' Ik wilde hem geloven, wilde geloven in zijn woorden. Maar als ik iets wist over de duisternis, was dat het er alles aan zou doen om te winnen en te overleven. Het zou liegen en bedriegen en alles kapot maken als dat nodig was.
Dit was slechts bedoeld om me aan het twijfelen te brengen, om me ervan te overtuigen dat hij nog altijd degene was van wie ik zoveel hield. 'Waarom zou ik je geloven?' vroeg ik hem.
'Omdat ik van je hou', antwoordde hij. Ik schudde mijn hoofd, 'als je echt zoveel van me hield, had je al die vreselijke dingen niet gedaan. Dan had je me niet opgesloten in die hel!' Ik was benieuwd met wat voor verzonnen reden hij zou komen, wat hij zou zeggen om alles goed te praten. Maar gek genoeg kwam er niets, hij bleef me gewoon aankijken met die griezelige zwarte ogen van hem. 'Ik kan niet goedpraten wat ik gedaan heb', zei hij naar waarheid, 'en het spijt me dat ik je pijn heb gedaan, maar het was nodig.' Nodig? Hoezo was het nodig geweest? 'Je had het niet hoeven doen', vuurde ik op hem af, 'geef me één goede reden waarom jij dacht dat het nodig was!' Ik wist dat Lynn en Alec alles konden horen, dat ze stiekem meeluisterden naar ons gesprek. Zij verdienden ook een verklaring, wij allemaal. 'Je had me tegen willen houden, zoals je dat nu ook wilt', zei hij schouderophalend. 'Jij wil dat ik weer de persoon wordt die ik ooit was, maar misschien wil ik dat wel helemaal niet.' Zijn duistere ogen stonden vol vuur, 'op deze manier hoef ik me nooit meer machteloos te voelen en ben ik verlost van die afschuwelijke pijn.'
Ik pakte zijn hand vast en verstrengelde onze vingers, 'maar op deze manier zijn er ook geen andere emoties meer.' Hij trok zich los, alsof hij bang was dat hij zou aarzelen door mijn aanraking. 'Die heb ik niet nodig', mompelde hij terwijl hij zich weg draaide en richting het bos begon te lopen. 'En liefde dan!' riep ik naar hem, waarop hij verstijfde en stil bleef staan.
Aan de manier waarop hij daar stond, met zijn rug naar me toe en zijn handen gebald tot vuisten, wist ik dat dit hem raakte. Dat het zelfs nu nog zijn zwakke plek was, dus ging ik door.
'Hoe kunnen we ooit nog samen zijn als jij geen liefde meer voor me voelt?' Ik zette een stap dichter in zijn richting en toen nog één, tot ik achter hem stond. Kon ik hem maar gewoon omhelzen en al de pijn van hem wegnemen, al de nare herinneringen die hem zo gekweld hadden de afgelopen eeuwen, doen vergeten. Zodat hij alleen nog maar fijne gedachten zou hebben en al het mooie bleef zien dat we mee hadden gemaakt samen. 'Wil je dan niet meer samen zijn?' fluisterde ik nauwelijks hoorbaar, 'want jij zult altijd mijn zielsverwant blijven. Ik kan niet bij je weggaan, wil je niet verlaten...' Waarom was dit zo vreselijk ingewikkeld geworden, waarom had hij zo nodig afstand moeten doen van het licht? Ik herinnerde me de woorden van Alpha, dat hij nooit helemaal verdwenen was maar dat ik hem met zich meedroeg. Ik hoefde hem alleen maar terug te geven. Maar hoe? 'Natuurlijk wil ik met je samen zijn!' Met een ruk draaide hij zich naar me om en even zag ik een sprankeltje licht in zijn ogen.
Maar hoe weinig en hoe klein het ook was, voor mij was het genoeg. Het gaf me hoop.
Want dat ene lichtpuntje, was een teken dat hij nog niet verloren was, dat ook hij nog niet had opgegeven en vanbinnen nog steeds vocht tegen de duisternis.

True Wolfs Mate (16+) SLOWLY EDITINGWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu