Part two ~ 123

54 3 0
                                    

Bibberend van angst en kou keek ik naar de zwarte gedaante die langzaam op me afkwam. Mijn levenslust verdween; alles was donker en vol verdriet.
'Laat me met rust,' fluisterde ik, maar de Dementor gaf geen gehoor.
Hij haalde adem, roggelend, en zoog. Mijn maag draaide om. Een beeld flitste door mijn hoofd. Ik was op een kerkhof. De kilte van de doden. Ik keek naar het graf waar ik voor stond. Harry Potter. Het graf naast me was van Severus Snape.
'Nee!' gilde ik en precies op dat moment werd er een stuk chocolade mijn cel ingeschoven. De Dementor verliet mijn cel en ik wilde direct een hap nemen van de chocolade, maar dat was niet tactisch. Ik moest hier weg. Dit hield ik geen acht jaar vol. De enige manier waarop ik langs de Dementors zou komen, was met chocolade. Tevens kon de chocolade mij weer krachten geven, waardoor ik op de een of andere manier mijn cel kon verlaten. Ik besloot dus om de chocolade te bewaren.

Het uurtje dat we even mochten luchten per week, liet mij beseffen waar ik terecht gekomen was. Er waren Deatheaters die mij herkenden, verkrachters, vermoorders. Iedereen bij elkaar, samen in een ruimte. Maar er was lucht. Ik kon de natuur ruiken, de zon zien schijnen, maar die fijne gevoelens werden constant onderdrukt door de aanwezigheid van de Dementors, die al het geluk uit de omgeving zogen. Dat was misschien de reden dat niemand elkaar te lijf ging; niemand had er zin in. Niemand kon de motivatie opbrengen om frustraties te uiten naar anderen.

De rest van de dag werd ik weer opgesloten in mijn cel. Ik huilde vaak. De Dementors leken mij steeds te moeten hebben, alsof ik hen aantrok. Telkens de herinnering dat iedereen dood was waar ik om gaf. Telkens de gruwelijke pijn. De angsten. En dat terwijl ik nog steeds niet over Greyback heen was. De kinderen doden en zijn verkrachtingen waren verschrikkelijk geweest en door Azkaban leken die gebeurtenissen zo ver weg, maar ze zaten diep in mij nog diep verborgen. Verwerken lukte niet. Niet hier.

Er werd 's nachts bewaakt door Dementors, maar ook door menselijke bewakers. Ze keken of je wel écht sliep, maar ik had altijd alsof gedaan. Slapen op een betonnen bed zonder dekens en kussens was onmogelijk. Ik lag daarom altijd met mijn gezicht tegen de muur, zodat ze niet zagen dat ik niet sliep. De nachten waren daardoor lang. Hier en daar hoorde ik een galmend geschreeuw. Waarschijnlijk een gevangene die niet sliep en gemarteld werd. Een traan gleed over mijn wang. Het was vast een uur of drie 's nachts en ik had het ijskoud. Ik had me helemaal opgepropt, maar het mocht niet baten: de kou verdween niet.

De volgende ochtend werd ik wakker met een gevoel alsof ik moest overgeven. Ik haastte me naar het vieze toilet in de hoek en gaf over. Alsof het allemaal nog niet erg genoeg was. Ik huilde en kon het niet laten om te schreeuwen. Ik wilde hier niet zijn. Ik wilde niet ziek zijn. Maar hier, gevangen voor moord, besefte ik dat ik niets te willen had. Dit was de manier waarop ik behandeld moest worden. Dit had ik verdiend.

'Je eten,' snauwde een bewaker. 'Waarom heb je het niet gegeten? Verwend nest.'
'Ik ben ziek,' mompelde ik.
Ik zat tegen de tralies van mijn cel. Ik had het eten naast me liggen, maar met geen vinger aangeraakt. Het was brood en water en het was niet lekker. Hoe meer ik zou eten, hoe meer er weer uit zou komen.
'Wij verspillen hier geen eten, dame.'
Hij reikte zijn hand uit en ik gaf hem mijn bord door de tralies heen.
'Dat begrijp ik, meneer. Ik -'
'Je krijgt geen eten meer deze week.'
Ik slaakte een zucht en stond op. Woest keek ik de bewaker aan. Ik wilde hem aanvallen, hem in elkaar slaan. Ik wilde alle mogelijke scheldwoorden op hem afsturen, maar ik deed het niet. Ik durfde niet.

Een maand later hoorde ik eindelijk wat van de buitenwereld. Er was een bezoekuur en er was iemand voor me. Handboeien werden er bij me omgedaan en hardhandig werd ik meegenomen naar de bezoekersruimte. Snape zat op een stoel aan een tafel. Ik ging tegenover hem zitten.
'Een kwartier. Niet langer,' zei de bewaker.
'Lieverd, je ziet er echt vreselijk uit,' bracht Snape uit.
'Ik heb al een maand niet gedouchet en dat stomme uniform wordt nooit gewassen,' verzuchtte ik. 'En - en ik verdien het.'
Snape schudde zijn hoofd.
'Ik ben bezig. Ik heb een advocaat ingehuurd en hij doet zijn best. Alleen kost dat wat tijd. Ik wil je hier weg hebben, Elena. Dit is geen plek voor je.'
Ik haalde mijn schouders op.
'Ik heb tenminste genoeg tijd om over mijn zonden na te denken.'
'Je had geen keuze.'
Ik kreeg tranen in mijn ogen.
'Dat is het juist! Ik had wel een keuze, maar ik probeer iedereen voor te houden dat ik die niet had! Ik kon gewoon sterven...'
Snape keek me doordringend aan.
'Je bent zeventien. Die hele keuze had jij niet moeten maken, Elena. Je kunt jezelf blijven volhouden dat dit jouw schuld is, maar dat heeft geen zin!'
'Dan weet ik tenminste dat ik hier zit om een goede reden,' beet ik hem toe.
'Goed,' mopperde Snape. 'Goed - dus stel dat jij hier volgende week weg mag, zou je toch blijven? Omdat je acht jaar Azkaban verdient?'
Woest keek ik hem aan.
'ALSOF IK HIER VOLGENDE WEEK UITKOM! FUDGE HEEFT NIET VOOR NIETS DEZE STRAF OPGELEGD! HIJ NEEMT ZO'N STRENGE STRAF ECHT NIET TERUG HOOR!'
'Ik doe verdomd hard mijn best voor je, achterlijk kind! Ik ben de hele maand al bezig om Fudge te overtuigen van jouw onschuld!'
'DAT LUKT NIET!' Ik stond op en schopte woest tegen de stoel. 'NIEMAND KAN FUDGE OVERTUIGEN VAN MIJN ONSCHULD! IK BÈN GEWOON SCHULDIG, IDIOOT!'
Een bewaker greep me bij mijn handboeien en gaf me een harde klap tegen mijn hoofd. Bruut werd ik meegenomen, maar het was niet naar mijn cel. De kamer waar ik nu in zat, was wit en had geen meubels. Wat er wel was, was een Dementor. Die bedekte ongeveer de helft van de kamer. Angstig keek ik naar de bewaker.
'Je weet zo te zien al wat je te wachten staat,' zei die gemeen. 'Wij kunnen brutale pubers er niet bij hebben in een gevangenis als deze.'
Ik kon niets meer zeggen. Ik bevroor. Zag dode mensen. Snape, Harry. Dumbledore in zijn graf.
'Alsjeblieft,' piepte ik.
De Dementor kwam op me af en dreef me de hoek in. Ik huilde toen hij een gruwelijk geluid maakte en mijn mond naderde. Ik viel neer op de grond. Schreeuwde. Niet zo. Ik wilde niet zo dood.

We found love right where we are ~ Voldermort's daughterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu