Stropers!

1.2K 75 1
                                    

Ik probeer weer op te staan en als ik mijn rugzak wil pakken, hoor ik een schot van een geweer. White schrikt en komt tegen me aan staan, alsof ze beschutting zoekt. Dan hoor ik nog schot en ik probeer te bepalen uit welke richting het komt. Dat is niet gunstig, het komt uit het oosten, die richting moet ik op.

En ik heb geen zin stropers tegen te komen. Ik pak mijn kaart erbij, en kijk of ik een andere route kan nemen. Dat kan, maar dan moet ik richting het zuiden langs een diep ravijn lopen. Ik besluit mijn kans te wagen.

Daar zal gegarandeerd geen stroper komen. Ik moet nu ook aan White denken. Ik begin gehecht te raken aan het dier en wil het niet kwijt raken aan een stroper. Maar als snel kom ik erachter, dat het niet de juiste keuze is. Ik vind sporen van mensen, en dat verontrust me. Ik besluit me om te draaien, en dan toch maar richting het noorden te lopen.

White merkt mijn nervositeit, en blijft kort bij me. Daar ben ik blij om. Ik let goed op om te zien of ik ergens sporen zie.

Ik probeer in de tussentijd niet al te veel sporen te maken en loop zo veel mogelijk over stenen. Opeens zie ik in de verte 2 mannen lopen. Ze lopen gelukkig een andere kant uit, en ik ga snel op de grond liggen en White ligt vlak naast me.

Ze merkt dat er iets aan de hand is en houdt zich rustig. Ze spitst haar oren en kijkt aandachtig rond. Na een kwartier zie ik de mannen niet meer en loop dan richting enkele struiken. Daar verstop ik me, wetende, dat ze mij ook kunnen zien. Na een uur besluit ik een gok te wagen en loop verder.

Behoedzaam loop ik verder, helemaal nog niet op mijn gemak. Als ik weer tussen enkele struiken loop, hoor ik het gekraak van een tak. White begint te grommen. Ik leg mijn hand op haar hoofd, en ze stopt met grommen.

Ik sta toevallig tussen enkele dichte struiken en zie 2 mannen mijn kant op komen. Ze zijn sjofel gekleed, en ze stinken. Ik kan ze al van afstand ruiken. Ik hoor de mannen praten. De ene man zegt: "Ik weet het zeker, ik heb een sneeuwwitte wolf gezien."

"Je lult maar wat, witte wolven zie je niet zo vaak. En anders hadden we ze al lang een keer eerder gezien. De meeste witte wolven zijn loners, ze worden uitgestoten omdat ze zo opvallen."

"Ik zweer het je, ik heb er zojuist een gezien." Ik voel hoe White onhoorbaar gromt, en het is maar goed, dat ik mijn hand op haar lichaam gelegd heb, anders had ze de mannen ongetwijfeld aangevlogen. Maar die zijn goed bewapend, en zijn bovendien gekleed in dikke leren pakken. Het zou ongetwijfeld haar dood betekend hebben. En ze zien er niet zo uit, alsof ze erg zouden schrikken van een enkele wolf. Ik zie hoe ze door de struiken kijken en hoop maar dat ze ons niet zien.

Dan hoor ik opeens wat gekraak vanuit een andere richting. Het is een hert. De mannen hebben opeens geen aandacht meer voor ons, en richten zich op het hert. Al snel klinkt een schot en daarna een kort gejuich. Jammer voor het hert, maar wij leven nog. Ik maak dat ik weg kom.

Bijna geruisloos sluip ik door de struiken en en na een uur ben blij al ik dan enkele kilometers weg ben van de stropers. Maar nog steeds ben ik er niet gerust op. Ik kijk op de kaart en zie dat ik verderop een pad kan kiezen, waar het erg rotsachtig is.

Op zo'n ondergrond laat ik minder sporen achter. Maar er is daar niet veel water te vinden, dus ik besluit mijn veldflessen leeg te drinken en daarna te vullen bij de kleine bron, die enkele meters verderop ligt. Ik schud wat water in een mok en zet die voor White neer. Ze slobbert dorstig de mok leeg. Ik was de mok in de bron en ga het pad op.

Het blijkt een wijs besluit. Want nauwelijks ben ik het pad op gegaan, hoor ik weer stemmen. Het zijn weer die twee stropers. Ik hoor ze praten: "Zie je nu wel, het zijn sporen van een wolf."

White, Maanprinses & de zoon van AkychaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu